De moord op de Franse priester Vader Jacques Hamel op 26 juli in Saint-Étienne-du-Rouvray was een significante gebeurtenis. De kerk waar Vader Jacques Hamel zijn mis aan het doen was, was bijna leeg. Vijf mensen waren aanwezig; drie nonnen en twee gelovigen. Franse kerken zijn meestal leeg.
Het christendom in Frankrijk is aan het uitsterven. Jacques Hamel was bijna 86 jaar oud; ondanks zijn leeftijd was hij niet van plan om met pensioen te gaan. Hij was zich ervan bewust dat het moeilijk zou zijn m iemand te vinden die hem kan vervangen. Priesters van Europese afkomst zijn momenteel zeldzaam in Frankrijk, net zoals in vele Europese landen. De priester die officieel de leiding heeft over de kerk van Saint-Étienne-du-Rouvray, Auguste Moanda-Phuati, is Congolees.
De reactie van de Franse bisschoppen was ook significant. Georges Pontier, voorzitter van de Conferentie van Bisschoppen in Frankrijk, riep de katholieken op in de naam van de Franse bisschoppen om een dag te vasten en te bidden. Hij vroeg tevens aan moslims in Frankrijk om naar de kerk te komen en "het verdriet te delen met de christenen." Hij voegde hieraan toe dat moslims welkom zijn in Frankrijk.
Het besluit om een boodschap over te leveren over broederschap is consistent met de essentie van het christendom. De wens om moslims welkom te heten in Frankrijk, maar daarbij wel aan de kant schuiven dat de moordenaars van Vader Jacques Hamel handelden in de naam van de islam en jihad wijzen op vrijwillige blindheid, ernstige pathologische ontkenning, en een opgegeven, suïcidale acceptatie voor wat er komen gaat.
De moordenaars van Vader Jacques Hamel, zij betekenen wat er komen gaat. Een van hen, Adel Kermiche, is geboren in Frankrijk met Algerijnse roots. Zijn levenspad lijkt erg op het pad dat veel jonge Franse moslims bewandelen: schooluitval, criminaliteit, omslaan naar een groeiende haat richting Frankrijk en het westen, terugkeer naar islam, omslaan tot radicale islam. De andere moordenaar, Abdel Malik Petitjean, is tevens geboren in Frankrijk. Zijn moeder is een moslim. Zijn vader komt uit een christelijke familie. Desondanks volgde Abdel Malik Petitjean hetzelfde pad als Adel Kermiche. Een groeiend aantal jonge moslims, die in Frankrijk zijn geboren, radicaliseert. Een groeiend aantal jonge Fransen, wie niet zijn opgegroeid met islam, bekeren zich desondanks tot de islam, en kiezen daarna voor radicale islam.
Het Franse schoolsysteem leert jonge mensen niet om van Frankrijk en het westen te houden. Het leert ze echter wel dat kolonialisme vele arme landen heeft geplunderd, dat gekolonialiseerde mensen hebben moeten strijden voor hun vrijheid, en dat die strijd nog steeds niet over is. Dit leert ze om Frankrijk te haten. Hiernaast beschrijft het systeem de islam onterecht als een geloof dat "gerechtigheid, waardigheid en tolerantie" heeft gebracht waar het is gaan heersen. Kinderen uit groep zeven leren in de eerste maand van het schooljaar wat de islamitische civilisatie de wereld heeft bijgebracht wat betreft wetenschap, architectuur, filosofie en rijkdom. Een aantal weken later moeten ze teksten onthouden waarin uit wordt gelegd dat de kerk een ontelbaar aantal gruwelijke misdaden heeft begaan. Tekstboeken van economie druipen van het marxisme en beschrijven hoe kapitalisme mensen exploiteert en de natuur kapotmaakt. De holocaust is nog steeds onderdeel van het curriculum, maar wordt steeds minder besproken; docenten die erover durven te spreken krijgen agressieve weerwoorden van islamitische studenten. Een boek uit 2002, De Verloren Gebieden van de Republiek (Les territoires perdus de la république), brengen het probleem aan het licht. Sindsdien is de situatie aanzienlijk verergerd.
De mainstream-media in Frankrijk doet zijn best om de waarheid te verbergen. Abdel Malik Petitjean and Adel Kermiche worden beschreven als depressieve jonge mensen met problemen, die "onverklaarbaar" gevallen zijn richting barbaarsheid. Hun handelen wordt gepresenteerd als iets wat niets met de islam te maken heeft. Dezelfde woorden werden gebruikt bij een beschrijving van Mohamed Lahouaiej Bouhlel, de jihadist die 86 mensen vermoordde in Nice op 14 juli. Deze woorden werden bij alle beschrijvingen van jihadisten gebruikt diende afgelopen jaren moorden hebben gepleegd in Frankrijk. Elke keer, worden er islamitische intellectuelen uitgenodigd om te spreken en onveranderd leggen ze uit dat de islam vredelievend is en dat moslims niets te verwijten valt.
De woede die te merken was bij politieke leiders na de aanslag in Nice is alweer vervaagd. Sommige leiders in Frankrijk roepen op tot strengere maatregelen, maar spreken zelden over "islamitisch terrorisme." Ze weten dat het te veel spreken van die term extreem slecht kan zijn voor hun toekomstige carrières.
Alle politieke partijen, waaronder het Nationaal Front, spreken over de behoefte om een "islam van Frankrijk" op te richten. Ze leggen alleen nooit uit hoe, in de tijd van het internet zou "de islam van Frankrijk" erg kunnen verschillen van de islam op andere plaatsen.
Minister-President Manuel Valls heeft recentelijk gezegd dat Frankrijk als voorbeeld zal gaan dienen – een "centrum van excellentie" in de "leer van de islamitische theologie."
Tot een aantal dagen na de aanslag in Nice leek het erop dat het land in zou storten. Dit is niet meer het geval. De Franse bevolking lijkt zich terug te trekken.
Manuel Valls werd bekritiseerd toen hij beweerde dat de Fransen zullen moeten leren leven met terrorisme. Critici van die opvatting zijn nu zeldzamer. De Fransen voelen dat de islam in Frankrijk iets permanents is. Ze zien dat het risico van rellen in wetteloze gebieden enorm is en dat degenen die een verantwoordelijke positie hebben zich allemaal gedragen alsof het te laat is om het tij te keren. Er hangt angst in de lucht.
De Frans-Joodse filosoof Shmuel Trigano heeft recentelijk een artikel gepubliceerd met de titel: "Het Opofferen van Slachtoffers Wegens het Niet Hoeven Bestrijden van de Moordenaars." De Fransen accepteren collectief het opofferen van de slachtoffers omdat ze het gevoel hebben dat Frankrijk niet vastberaden en sterk genoeg is om de meedogenloze moordenaars te bestrijden. Het merendeel van de Fransen lijkt hulpeloos.
Een boek geschreven door Antoine Leiris, de man van een van de slachtoffers van de aanslagen op 13 november 2015, werd een bestseller. Het boek heet: Mijn Haat Krijgen Jullie Niet (Vous n'aurez pas ma haine). De auteur beschrijft wat er gebeurd is bij het Bataclan-theater als een ommekeer van het lot, en zegt dat hij "compassie" voelt voor degenen die zijn vrouw hebben vermoord.
Wat er vandaag de dag gebeurt is een vervolg van wat er hier in deze eeuw al aan de gang was. In 2001-2003 had Frankrijk te maken met een enorme golf van antisemitische aanslagen van moslims, die "Palestijnse zaak" steunden. De Franse overheid ontkende dat de aanslagen antisemitisch van aard waren. Ze ontkenden tevens dat ze werden gepleegd door moslims. Er werd liever gekozen voor rust, spraken luid hun eigen steun uit richting de "Palestijnse zaak," en voegden hieraan toe dat de opstand van "een deel van de samenleving" erg "begrijpelijk" was. Ze vroegen Joodse organisaties om zich stil te houden. Franse Joden begonnen weg te gaan uit Frankrijk. Velen van hen moesten denken aan een islamitische zin in het Arabisch: "Eerst de zaterdagmensen, daarna de zondagsmensen." Met andere woorden: eerst vallen de moslims de Joden aan; dan wanneer de Joden opgeruimd zijn, vallen ze de christenen aan. Dit fenomeen hebben we al gezien in het hele Midden-Oosten.
De aanslagen tegen niet-Joden beginnen in 2005: er braken rellen uit door heel Frankrijk. De Franse overheid koos wederom voor rust, en zei dat er aan de opstand van "een deel van de samenleving gehoor" zal worden gegeven.
In 2006 werd een Jood, Ilan Halimi, drie weken gemarteld en daarna vermoord in Parijs. Hierna werden er meer Joden vermoord in Toulouse in 2012 en in een buitenwijk van Parijs in 2015.
Vandaag worden steeds vaker niet-Joden aangevallen. De Franse overheid heeft herhaaldelijk gesproken over oorlog, maar elke keer keert het toch terug naar een beleid van rust.
Vandaag regeert rust en blijft het onbetwist. Alle Franse politie partijen kiezen rust boven confrontatie, en durven amper het beestje bij de naam te noemen: radicale islam. De Fransen kiezen voor onderwerping: ze hebben geen echt alternatief.
Joden blijven vluchten. Synagogen en Joodse scholen door het hele land worden elke dag bewaakt door bewapende soldaten. Joden die nog in Frankrijk verblijven weten dat het dragen van een Keppel of een Davidster extreem gevaarlijk is. Ze blijken in te zien dat vrede een doodlopende weg is. Vaak emigreren ze naar het land dat islamisten willen vernietigen, en meelopers zien als een zondebok: Israël. Ze zijn zich ervan bewust dat wanneer ze in Israël zijn, ze wellicht te maken hebben met jihadisten zoals de moordenaars in Frankrijk, maar ze weten ook dat Israëliërs beter klaarstaan om te vechten ter zelfbescherming.
Franse niet-Joden zien nu in dat vrede ze niet de mogelijkheid biedt om gespaard te worden.
Wanneer ze om zich heen kijken in West-Europa, zien ze dat er geen veilige plaatsen meer zijn; ze hebben geen plaats om heen te gaan. Ze weten dat honderdduizenden migranten in Duitsland gemakkelijk langs niet-bestaande grenzen kunnen oversteken. Ze weten dat er duizenden potentiële jihadisten zijn in Frankrijk, dat de ergste jihadistische misdaden in Frankrijk nog moeten komen, en dat de autoriteiten ze niet willen stoppen. Er zal geen burgeroorlog komen in Frankrijk. De Jihadisten hebben gewonnen. Ze zullen opnieuw gaan moorden, ze houden van moorden, net zoals ze van de dood houden. Ze zeggen: "We houden van de dood, meer dan jij van het leven houdt."
Een van de nonnen aanwezig in de lege kerk heeft gezegd dat na de moord van Vader Jacques Hamel, Adel Kermiche en Abdel Malik Petitjean aan het glimlachen waren. Ze waren blij.
Dr. Guy Millière, een professor aan de Universiteit van Parijs, is de auteur van 27 boeken over Frankrijk en Europa.