Tijdens zijn eerste persconferentie na zijn aantreden in januari 1981, noemde de Amerikaanse President Ronald Reagan de détente een "eenrichtingsverkeer waarmee de Sovjet-Unie zijn eigen doelen heeft nagestreefd." In navolging van deze opmerking richtte later op diezelfde dag de Minister van Buitenlandse Zaken, Alexander Haig, zich tot de verslaggevers en zei dat de Sovjets de bron waren van veel steun aan het internationale terrorisme, met name in Latijns- en Midden-Amerika.
De volgende dag werden zowel Reagan als Haig hevig voor hun opmerkingen bekritiseerd door leden van de media die de woorden van de president beschreven te doen "denken aan de koudste dagen van de koude oorlog" en dat ze geschokt waren dat een topdiplomaat van de regering de Russen beschuldigde van het steunen van terroristische activiteiten.
Bijna vier decennia later, en ondanks de succesvolle nederlaag van het Sovjetrijk, is het Witte Huis nog steeds afkeurend bij een stoere opstelling ten opzichte van Amerika's vijanden. De hedendaagse verontwaardiging is gericht op President Donald Trumps waarschuwingen over en tot Noord-Korea en Iran. The Washington Post noemde bijvoorbeeld zijn recente "vuur en furie" bedreigingen aan Pyongyang een "retorische granaat", in navolging van de top-Democraten die zijn opmerkingen aanvallen als zijnde "roekeloos" en "onverantwoord".
De critici van Trumps houding ten opzichte van Teheran gaan ook net zo ver. Ze beschrijven zijn verzet tegen het gezamenlijke alomvattend Plan van Actie (JCPOA) - de nucleaire deal met Iran - als "overhaast en hals over kop naar een oorlog".
Trumps tegenstanders zitten echter net zo verkeerd als degenen die Reagan in 1981 hekelden. De ervaring heeft geleerd dat zachte retoriek en zogenaamde "slimme diplomatie" er alleen maar toe hebben gediend om Noord-Korea en Iran meer nucleaire wapens laten te produceren en betere ballistische raketten.
Hoewel de JCPOA bepaalde dat het Iran niet is toegestaan om meer dan een bepaalde hoeveelheid verrijkt uranium te produceren, of uranium te verrijken voorbij een bepaald niveau, en Iran niet alleen het toezicht op de Iraanse naleving door het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA) verhinderde, brengt deze die kwestie niet naar voren uit angst dat "Washington een Iraanse weigering zou gebruiken als een excuus om de JCPOA te verlaten".
Bovendien, onder de vele andere gebreken noemt de JCPOA niet eens de Iraanse mogelijkheden met ballistische raketten, of de financiering van het wereldwijde terrorisme.
Desondanks is het de retoriek van de regering die wordt aangevallen. Is het dan niet de hoogste tijd dat de media en de gevestigde orde in hun buitenlandse beleid wakker worden voor de realiteit, en de regimes gaan zien zoals ze zijn, in plaats van zoals ze willen dat ze zijn, en dat dit de enige manier is om onze vijanden effectief te confronteren, en dat dit is met het minste aantal slachtoffers?
Peter Huessy is president van GeoStrategische Analyse, een Defensie Adviesbureau dat hij in 1981 oprichtte.