Zonder urgente maatregelen van de Verenigde Staten zal het christendom in historische bijbelse landen als Irak, Syrië en Turkije vóór 2030 klinisch dood zijn. De huidige regering in Washington heeft al onder woorden gebracht dat deze situatie niet getolereerd kan worden. Het is nu ook tijd voor daden om de vijandigheid richting christenen in het Midden-Oosten door de vorige regeringen achterwege te laten en hun lot van vervolging door islamisten om te keren.
In september 2007 schreef de toenmalige senator Obama een brief aan staatssecretaris Condoleezza Rice, waarin hij "zijn bezorgdheid uitsprak over de christelijke en andere niet-islamitische religieuze minderheden in Irak, waaronder de katholieke Chaldeeërs, de Syrisch-orthodoxe, de Assyrische, Armeense en protestantse christenen, alsmede de kleinere Yazidi- en Sabeaanse Mandaean-gemeenschappen".
Obama waarschuwde:
"Deze gemeenschappen lijken het doelwit te zijn van Soennitische, Sjiitische en Koerdische militanten... En volgens de United States Commission on International Religious Freedom "komt geweld tegen leden van de Iraakse christelijke gemeenschap overal in het land voor..." Dit geweld is een humanitaire crisis van ernstige omvang. De ernstige schendingen van godsdienstvrijheid waarmee leden van deze inheemse gemeenschappen worden geconfronteerd, met hun potentiële uitsterven uit hun oude vaderland, zijn zeer alarmerend en vragen om een dringende reactie van onze regering".
Ondanks het feit dat senator Obama de groeiende bedreiging voor christenen en andere etno-godsdienstige minderheden in Irak heeft aangepakt, zou hun situatie in de acht jaar van zijn presidentschap alleen maar verslechteren. Terwijl president George W. Bush misschien wel de poorten van de hel heeft geopend voor de Iraakse christenen, heeft president Obama deze niet alleen verbreed, maar ook de demonen in Syrië ontketend. Het volgende geeft een idee van deze neerwaartse spiraal:
Voor de Amerikaanse invasie van Irak in 2003 waren na eerdere niet geruchtmakende exodussen van christenen uit het land, met 1,4 miljoen christenen in Irak, die met 5,4% deel uitmaakten van de totale bevolking van 26 miljoen. Vandaag, 15 jaar later, bedraagt de Iraakse christelijke bevolking minder dan 250.000, een daling van 82%, en is nog maar 0,65% van Iraks totale en veel grotere bevolking van 38 miljoen.
In 2011 waren er 1,8 tot 2 miljoen christenen in Syrië, die 8% uitmaakten van de totale bevolking in het land van 23 miljoen. Vandaag, minder dan zeven jaar later, zijn er niet meer dan 500.000 christenen, op een totale bevolking van 18,2 miljoen die er nog worden gevonden in hun door de oorlog verscheurde thuisland - een daling van meer dan 72%.
Aantreden van de Trump-regering
De klassieke christelijke bevolking in het Midden-Oosten bestaat uit Kopten, Grieken, Armeniërs en Arameeërs - die laatsten zijn een inheemse bevolking in Zuidoost-Turkije, Irak, Syrië en Libanon. Als staatloze Semitische mensen, die in een wereldwijde diaspora wonen, omvatten de Arameeërs de traditioneel Aramees sprekende kerken van de Syrisch-orthodoxen, de Syrische katholieken, Chaldeeën, Nestorianen (ook bekend als Assyriërs), Maronieten, Melkite-Orthodoxen en Melkite-katholieken.
Hun onophoudelijke pleidooien en kreten om hulp aan de internationale gemeenschap lijken aan dovemansoren te zijn gericht, al meer dan een decennium. Deze Midden-Oosten christenen voelen zich verlaten en verraden door zowel de Verenigde Naties als Amerika. Verklaringen die voortkomen uit de Trump-regering geven echter aanleiding tot nieuwe hoop.
In een toespraak tot de vergadering van "In Defense of Christians" in Washington eind oktober, bracht Vice-Voorzitter Mike Pence het bericht: "Hulp is onderweg".
Hij verklaarde dat de V.N. "maar al te vaak heeft nagelaten om de meest kwetsbare gemeenschappen te helpen... [en] maar al te vaak hun financieringsaanvragen ontkent heeft." Pence beloofde dat "vanaf deze dag" Amerika rechtstreeks steun zal gaan verlenen aan vervolgde [christelijke] gemeenschappen via USAID".
Als een Armeen (Syrische Orthodox), wiens familie afkomstig is uit Zuidoost-Turkije, waar de inheemse Arameeërs zijn gereduceerd tot minder dan 2000 mensen die worstelen om te overleven, voelde ik me bemoedigd. Als hoofd van de World Council of Arameans (Syriërs), een NGO met een speciale raadgevende status in de VS, kan ik getuigen van de waarheid van de verklaringen van Pence. Onze organisatie heeft de behoeften en uitdagingen van de christenen en andere bedreigde minderheden veelvuldig onder de aandacht van de internationale gemeenschap gebracht - voornamelijk via de VN-Mensenrechtenraad en zijn onderzoekscommissie voor Syrië - zonder resultaat.
Daarom begroetten vervolgde christenen de verkiezing van Trump vorig jaar met voorzichtig optimisme, met de angst te zien of hij het voorbeeld van Obama zou volgen en hun benarde situatie zou negeren, of actie zou ondernemen namens zijn geloofsgenoten in het buitenland. Verklaringen die Trump uitsprak, zowel voor als na zijn inauguratie - zoals de tweet: "Christenen in het Midden-Oosten zijn in grote aantallen geëxecuteerd. We kunnen niet toestaan dat deze verschrikking voortduurt!" - gaven aan dat hij hen daadwerkelijk te hulp zou komen.
Toen Trump het Oval Office binnenkwam, betoogden cynici dat de woorden van Trump hol waren. Daniël Williams, schrijver van Forsaken: The Persecution of Christians in Today's Middle East, noemde in een opinie-artikel in de Washington Post, januari 2017, de christenen in het Midden-Oosten "Trumps pionnen".
Tot nu toe hebben de acties van Trump er echter toe geleid dat de geesten van Bush en Obama weer in de fles zijn gestopt. Trump beëindigde het verkapte CIA-programma van 2013 om de "rebellen" in Syrië te bewapenen. Hij sprak zich tijdens zijn eerste toespraak tot het Congres uit tegen het "radicaal islamitisch terrorisme". Hij bezocht het hart van de moslimwereld in Riyad, waar hij de leiders van islamitische staten opriep om "de terroristen uit hun gebedshuizen te verdrijven" en hij droeg bij aan de nederlaag van ISIS in Irak en Syrië.
Alle bovenstaande zaken zijn vervullingen van zijn campagne-beloften, en dus bieden veel goeds voor het lot van de resterende christenen in het Midden-Oosten. Veel werk moet er echter nog worden gedaan om hen te helpen.
Daartoe moet het Witte Huis dringend een duidelijk beeld ontwikkelen van hoe het christendom in zijn eigen thuisland kan overleven - of liever: kan gedijen. Op dit moment lijkt er op basis van deze visie geen buitenlands beleid te bestaan. Trump zou een internationale conferentie kunnen lanceren - vergelijkbaar met de conferentie die in oktober in Boedapest werd gehouden - om de leken en religieuze leiders van de Midden-Oosten-leiders aan te spreken en in te schakelen, met de deelname van vertegenwoordigers uit de wereld.
Ondertussen moet de Trump-regering druk uitoefenen op de VN-Veiligheidsraad om de genocide van ISIS te erkennen, die vele tienduizenden Armeense christenen, Yazidis en anderen uit hun voorouderlijk land ontwortelde. Het volstaat niet om ISIS en andere terroristische groeperingen te verslaan en te bestraffen; hun slachtoffers moeten worden erkend en geholpen. Amerika zou ook kunnen eisen dat de V.N. een Internationale Dag van solidariteit met de bedreigde christenen in het Midden-Oosten gaat uitroepen.
De plicht en de rol van de Amerikaanse christenen
Amerika is gebaseerd op Joods-christelijke waarden. Bijna alle Amerikaanse presidenten, met inbegrip van Trump en leden van het Congres, hebben zich als christen geïdentificeerd. Toch missen de christenen, als leden van de grootste religie ter wereld, die zelfs de meest vervolgde geloofsgroep is geworden, een politieke stem. Bovendien zijn als gevolg van het mislukte buitenlandbeleid van de Verenigde Staten de christenen in recordaantallen verdwenen uit de landen waar de traditionele en nog steeds belangrijkste religie van Amerika (en Europa) werd geboren. Met het oog op de christelijke wortels en haar identiteit heeft Amerika een morele plicht de bakermat van het christendom te veranderen van het "Christenrein" ("vrij van christenen") worden.
Christenen in en uit het Midden-Oosten moeten worden gezien als betrouwbare partners en bondgenoten die Amerika's belangstelling waarborgen voor een levensvatbaarder en welvarender gebied, waar Joden, christenen, moslims en anderen op voet van gelijkheid vreedzaam naast elkaar kunnen bestaan.
Johny Messo, auteur van "Arameans and the Making of 'Assyrians': The Last Aramaic-speaking Christians of the Middle East," komt uit Nederland en zit in de World Council of Arameans, een wereldwijd overkoepelende organisatie van de Armeense (Syrische) mensen, een NGO met een speciale raadgevende status bij de Verenigde Naties.