Een jaar geleden ging een moordenaar naar het schoolplein van een joodse school in Toulouse in Frankrijk en schoot in koelen bloede een rabbijn en drie kinderen dood. Hij zei dat hij meer mensen had willen doden en een bloedbad had willen veroorzaken, maar dat zijn pistool blokkeerde.
De voorgaande dagen had hij drie Franse soldaten van Arabische afkomst doodgeschoten. De moordenaar was snel gevonden en hij werd tweeëndertig uur door de politie belegerd. Toen hij probeerde te ontsnappen, werd hij met kogels doorzeefd.
Een paar weken later waren zijn verklaringen aan de politie, die hij tijdens de belegering gaf, uitgelekt. Die maakten duidelijk dat hij zichzelf omschreef als een 'soldaat van de islam' en dat hij in Pakistan en Afghanistan was opgeleid door aan Al Qaida gelieerde personen.
Hij zei dat hij Frans-Arabische soldaten wilde doden, omdat ze 'verraders van hun religie' waren en dat 'alle verraders' moesten worden 'geëlimineerd'. Hij zei ook dat hij de 'Joden' haatte en dat de Joden moesten worden 'verwijderd van het gezicht van de aarde' en dat zijn enige spijt was dat hij niet 'de gelegenheid had om meer Joden te doden'.
Politieke leiders en de mainstream media zeiden meteen dat deze verklaringen niet logisch waren en ze probeerden hem te omschrijven als een 'eenling' en een 'verloren jongen' (sociaal niet geaccepteerd) die zich 'irrationeel' gedroeg. Sociologen legden uit dat hij een 'harde jeugd' had gehad en dat hij zijn hele leven 'Franse vooroordelen' onder ogen had moeten zien. De radicale islam en de haat voor de Joden werden bijna nooit vermeld.
In de maanden die volgden, werd hij een held – bijna een legende – in alle Franse islamitische voorsteden. Zijn naam, Mohamed Merah, verscheen op folders en op graffiti en werd de hemel in geprezen in 'rap' liedjes. Het aantal antisemitische aanvallen nam in het hele land toe: uit rapporten bleek dat de meeste daders jonge moslims waren, die naar 'Mohamed' verwezen als een 'voorbeeld' dat zij wilden volgen. Twee jihadistische terroristische cellen die van plan waren antisemitische aanvallen en moorden op prominente Joden te smeden, werden ontmanteld: de leden verklaarden na hun arrestatie dat ze wilden sterven als martelaar en Joden wilden doden, 'net zoals Mohamed ', die hun 'de weg wees'. Politieke leiders en de mainstream media spraken niet van folders, graffiti, 'rap' liedjes, antisemitische aanvallen of verwijzingen naar 'Mohamed'. Ze spraken over de ontmanteling van 'terroristische cellen' – alsof de cellen geen verband hadden met 'Mohamed'.
Na een jaar kwam er een herdenking van de misdaden die door 'Mohamed' waren begaan en wat er toen gebeurde was niet verwonderlijk: verslagen over 'Mohamed', over zijn leven en zijn daden werden op televisie uitgezonden. Foto's van een lachende Mohamed stonden overal op de covers van tijdschriften. Er werden foto's getoond van zijn reizen. Een van de belangrijkste Franse tv-kanalen zond een 'speciale avond voor Mohamed Merah' uit.
Sociologen werden uitgenodigd. Souad, de zuster van Mohamed en zijn moeder, Zoulika, beiden volledig gesluierd, werden uitgebreid geïnterviewd. Ze zeiden dat Mohamed een 'lieve jonge man' was en een 'goede moslim', die een 'onverklaarbare daad' had gepleegd. De advocaat van Mohamed zei dat zijn cliënt 'depressief' was. Souad, die een paar weken eerder door een verborgen camera was gefilmd, verklaarde daar dat 'Mohamed goed en dapper had gevochten' en dat 'Joden het verdienden dat ze werden gedood'. Maar wat ze daar zei, toen ze dacht dat niemand luisterde, leek voor niemand van belang te zijn. De oudere broer van Mohamed, Abdelghani, publiceerde een boek, 'Mijn broer, deze terrorist', waarin hij uitlegde dat zijn hele familie geradicaliseerd was, dat hij bang was en dat hij de 'plicht had om te spreken', maar niemand gaf hem een kans. Zijn naam werd niet eens genoemd.
Opnieuw werden de radicale islam en de haat tegen Joden vrijwel niet vermeld. De uitleg van Mohamed Merah, van zijn beslissing om Franse soldaten van Arabische afkomst te doden, werd totaal achter gehouden. De joodse slachtoffers werden alleen maar vermeld als 'dodelijke slachtoffers' en 'getroffenen' tussen andere getroffenen. Mohamed leek ook een slachtoffer te zijn.
De herdenkingsbijeenkomsten verwezen naar de 'slachtoffers' in het algemeen en naar 'terrorisme' in het algemeen. Hoewel de Franse premier François Hollande kort sprak over 'anti-semitisme' was hij de enige die dit deed. 'Verdriet' hing in de lucht, maar het leek in wezen geen oorzaak en geen gevolg te hebben: een 'tragedie' was gebeurd, dat was alles.
Als ze in besloten kring zijn, zeggen de politieambtenaren dat er 'honderden Mohamed Merahs' in Frankrijk zijn en veel islamitische cellen, maar ze zijn in het openbaar veel discreter.
Frankrijk intervenieerde militair tegen de radicale islamieten in het noorden van Mali, maar geen Franse politieke leider zei ooit dat de strijd werd gevoerd tegen radicale islamieten: het officiële woord dat gebruikt werd was 'terroristen' – alleen maar 'terroristen'. De leden van de Franse Islamitische Raad vroegen de Franse politieke leiders om geen verwijzing naar de islam te maken. Ze werden gehoorzaamd.
Franse politieke leiders weten heel goed dat er een islamitische dreiging in Frankrijk is en dat het Franse leger tegen de radicale islamieten vecht; ze zijn bang om de dingen bij hun naam te noemen. Zij vrezen rellen in islamitische voorsteden. Ze weten heel goed dat het islamitisch antisemitisme in Frankrijk toeneemt, maar ze zijn om dezelfde reden bang om dat te zeggen. De mainstream journalisten zijn ook bang.
De algemene sfeer is doortrokken van een geest van onderwerping die men niet mag benoemen. Mensen in de moslimgemeenschap die zich niet onderwerpen en die zich al te duidelijk uitspreken, worden belasterd, bespottelijk gemaakt en uitgesloten. Uiteindelijk onderwerpen zij zich en ze radicaliseren, en, terwijl ze net als veel radicale moslims, medestanders vinden, veel niet-moslims, sluiten zij zich aan bij de 'soft jihad' bewegingen. (de soft jihad wil 'van binnenuit' zonder geweld onze maatschappij veranderen in een islamitische staat).
De meerderheid van de bevolking weet dat er iets mis is, maar kan geen betrouwbare verklaring vinden.
Joden voelen zich bedreigd en in de steek gelaten en een groeiend aantal van hen overweegt om in ballingschap te gaan. In de afgelopen twee decennia hebben de Franse Joodse families hun kinderen geleidelijk teruggetrokken van de openbare scholen om hen te beschermen tegen pesterijen en beledigingen. Vandaag de dag zijn de Joodse scholen zelf een doelwit geworden. Wat er in Toulouse gebeurde, was een ongeëvenaarde misdaad, maar elke dag worden Joodse kinderen op weg naar of terugkomend van joodse scholen aangevallen.
Elke week worden Joodse bedrijven blootgesteld aan aanvallen.
De Frans-Joodse gemeenschap is de grootste in West-Europa. Haar bestaan dateert uit de vroege Middeleeuwen. Tien jaar geleden waren er ongeveer 500.000 leden. Vorig jaar daalde het aantal tot 400.000 en dit aantal blijft dalen. Als de trend niet stopt, zal aan de Joodse aanwezigheid in Frankrijk, op de middellange termijn, een einde komen.
Zolang datgene wat er in Frankrijk gebeurt ook in andere Europese landen gebeurt, zou dat wat vorm begint te krijgen het einde van de Joodse aanwezigheid in Europa kunnen betekenen. Het is onmogelijk om de gevolgen van een dergelijke gebeurtenis in te schatten, maar men zou blind moeten zijn om de betekenis ervan te onderschatten.