"Zelfs met een blik op terughoudende groeivoorspellingen, zou de economie van China in het komende decennium wel eens groter kunnen worden dan de som van alle G7-economieën bij elkaar opgeteld", schrijft Peter Drysdale, redacteur van het populaire East Asia Forum.
Niet iedereen is zo optimistisch als Drysdale, maar de gemiddelde mening is dat China momenteel door een overgangsperiode gaat en daarna een nieuwe fase van groei in zal gegaan, die wordt voortgestuwd door consumentenbestedingen.
Zijn de economische problemen van China slechts tijdelijk, een jaar of twee maximaal, zoals de meerderheid suggereert?
Wellicht, maar er zijn ook redenen om aan te nemen dat het land een langere periode van economische ontberingen tegemoet gaat, zij het in de vorm van een recessie en stagnatie die twee decennia kan duren, of - en meer waarschijnlijk - een harde crash van het type 'jaren 1930', gevolgd door jaren van stevige krimp.
De Chinese economie is op dit moment in veel slechtere vorm dan de meeste economen en analisten denken. Ondanks de beweringen van het Nationale Bureau voor Statistiek in Beijing dat de Chinese economie in het derde kwartaal met 6,9% groeide, of zelfs met 7,0% in de eerste twee kwartalen van dit jaar, kan de werkelijke groei nooit zo groot zijn geweest.
Het ligt veel meer in de lijn der waarschijnlijkheid dat de Chinese economie met zo'n 4% groeide, zoals Citigroup hoofdeconoom Willem Buiter onlangs suggereerde, en misschien zelfs maar 2,2%, zoals er in Beijing heimelijk gefluisterd werd. En misschien is de groei zelfs nog wel kleiner.
Er zijn immers aanwijzingen dat de Chinese economische groei in werkelijkheid dichtbij de nul ligt. Neem de meest betrouwbare indicator van Chinese economische activiteit, het elektriciteitsverbruik. De eerste negen maanden van dit jaar naar de consumptie van elektriciteit slechts met 0,8% toe, volgens cijfers van China's Nationale Energie Administratie.
Verdedigers van de NBS-cijfers over het Chinese BBP bepleiten dat de Chinese economie is verschoven van energie-intensieve industrie naar dienstverlening, waardoor elektriciteit niet langer leidend is in het aangeven van economische trends. Dat klinkt echter als een smoesje.
In het verleden werd kritiek op de elektriciteitscijfers altijd aangedikt, en premier Li Keqiang, China's economische tsaar, zei in 2007 dat de officiële groeicijfers "man-made" waren - onbetrouwbaar - en dat hij altijd naar het elektriciteitsverbruik keek als hij wilde weten wat er echt aan de hand was.
Maar zelfs als elektriciteit niet langer als leidende indicator kan worden gezien, zijn er nog andere statistieken die de verslechtering van de economie laten zien. Import, bijvoorbeeld, een teken van zowel industrie als consumptie, daalde met 15,7% (gerekend in dollars) in de eerste tien maanden van dit jaar. In oktober, met een erger dan verwachte daling van 18,8%, was de twaalfde maand op rij waarin de import daalde - een evenaring van het record uit 2009.
Een ander verontrustend signaal is het prijsniveau. In Q3 was de nominale BBP-groei van 6,2% lager dan de officieel gerapporteerde groei van 6,9%, hetgeen deflatie zou betekenen.
Deflatie is nooit een goed teken, en het lijkt er op dat China vast zit in de val van de dalende prijzen. Dat betekent dat een "1930-aanpassing", ofwel een crash in gewoon taalgebruik, in toenemende mate een mogelijkheid is - en zelfs waarschijnlijk wordt.
Het probleem voor de leiders van China is dat niets wat zij in het afgelopen jaar ondernomen hebben om de groei te stimuleren, lijkt te werken. Zo hebben zes renteverlagingen sinds vorig jaar november en vijf verlagingen van de bancaire reserve-eisen sinds februari geen merkbaar effect gehad.
De monetaire stimulans is onproductief omdat er te weinig vraag naar geld is. Banken willen niet lenen, en potentiële leners willen geen lening. Regeringstechnocraten kunnen geld bijdrukken alsof er geen morgen meer komt - M2, de meting van de geldvoorraad, was 13,5% procent hoger in oktober - maar slechts weinigen zien een noodzaak om te investeren. Dus bijdrukken leidt niet tot groei.
Op hetzelfde moment hebben twee andere overheidstactieken geleid tot verkrapping. Ten eerste was de roekeloze aanmoediging van stijgende handelskoersen op de beurs, die begon in het najaar van vorig jaar, bedoeld om een welvaartseffect te boosten. Maar de campagne leidde tot een dramatische val van de aandelenkoersen in juni. Beijing trok daar gek genoeg geen les uit en begon in de afgelopen maanden opnieuw de koersen omhoog te juichen. Maar de verantwoordelijken moeten zich realiseren dat een nieuwe prijsstijging zonder grondslag in verbeterde fundamenten alleen maar kan leiden tot een nieuwe vreselijke ineenstorting.
Ten tweede biedt de nog altijd onverklaarbare devaluatie van de Chinese munt renminbi, die begon op 11 augustus, ook geen hulp. De actie zorgde voor een run op de munt en Beijing heeft nog niets gedaan om dat tegen te gaan, ook al is er een tijdelijke stabilisatie in de situatie gekomen.
Ongeveer iedereen is het er - terecht - over eens dat een nieuwe ronde van structurele hervormingen de groei op gang zouden kunnen brengen, maar zo'n verandering is onwaarschijnlijk omdat:
- Machtige gevestigde belangen dat blokkeren;
- Beijing is in de veronderstelling dat hervormingen in eerste instantie de groei zullen reduceren, en China kan niet nog een dip aan;
- De ideeën van president Xi Jinping over verandering zijn regressief.
Sinds Xi aan de macht is in China, heeft hij Deng Xiaopings beleid van "hervorming en openingen" teruggedraaid. Hij heeft bijvoorbeeld de Chinese markt weer gesloten voor buitenlanders, waarmee hij grote staatsondernemingen weer terug in hun monopolies heeft gedrukt, het staatseigendom van ondernemingen heeft doen toenemen, en staatssubsidies met grote scheppen tegelijk richting voorkeurs-marktpartijen verschoven.
Xi heeft ook de financiële markten van zijn land afgeknepen om de beurskoersen en de valuta hoog te houden. Zo heeft hij bijvoorbeeld deze zomer de mogelijkheden voor beursindexfutures beperkt, omdat hij deze derivaten als een bron van neerwaartse druk op de beurskoersen beschouwde. Maar de beperkingen hebben de handelsactiviteit afgeknepen. De handel in futures - termijncontracten - ging de vernieling in. Midden juni was die in China nog de grootste ter wereld, maar in september was het aantal transacties met 99% afgenomen.
Zelfs op momenten dat Beijing gezond verstand aan de dag legde en hervormingen aankondigde, zijn er meer woorden dan daden geweest. Aan het einde van vorige maand, bijvoorbeeld, kondigde de Centrale bank van de Republiek China aan dat de limiet van depositorente afgehaald zou worden, maar nu worden deze rentes informeel alsnog door de overheid gedicteerd aan commerciële banken.
Maar laten we geen verbazing acteren over het einde van de liberalisering in China. Xi Jinping's meest kenmerkende initiatief, gevat in de term "Chinese Droom", heeft een sterke staat voor ogen, en een sterke staat staat op gespannen voet met markt-georiënteerde hervormingen. Helaas voor Xi, die ook de algemeen secretaris is van de Communistische Partij, zijn er geen oplossingen voor de economie mogelijk binnen het politieke framework waar hij niet aan wil tornen.
Daarom is de regering van Xi teruggevallen op fiscale stimulans om groei mee te creëren. De fiscale uitgaven namen volgens het ministerie van Financiën met 36,1% toe in oktober. Dit volgt op een toename van 26,9% in september en 25,9% in augustus. In de eerste tien maanden van dit jaar stegen de fiscale bestedingen met 18,1% terwijl de opbrengsten maar met 7,7% toenamen.
Geen enkele analist juicht deze besteed-a-thon toen. Iedereen weet dat China niet nog meer "spooksteden" nodig heeft. En iedereen is bezorgd over de schulden die worden gemaakt om de groei aan te jagen. Het McKinsey Global Institute schaalde de schuld-tot-BBP-verhouding van het land aan het einde van juni 2014 in op een zorgwekkende 282%, maar dat percentage is nu op zeker een stuk hoger en komt misschien wel in de buurt van de 350% zodra alle verborgen obligaties zijn geteld en het BBP accuraat is beoordeeld.
Zelfs met deze buitengewone uitgaven blijft de groei bloedarm - als er überhaupt al enige groei is. Op dit moment is het probleem van Beijing dat er een diep pessimisme heerst over de economische vooruitzichten. Eén statistiek van Bloomberg vat de ernst van de situatie goed samen: In Q3 was er 460,6 miljard dollar netto uitvloei uit de economie. Geen enkele economie, zelfs niet die van het formaat van China, kan een uitvloei van dit formaat overleven.
De Chinese economie is nooit rationeel geweest, maar vertrouwen hield de boel bij elkaar. Nu is dat vertrouwen verdwenen en Beijing heeft geen idee hoe het herwonnen kan worden. Het geld stróómt ondertussen het land uit.
"De harde winter zal voortduren", zegt Liu Dongliang, een econoom van de Chinese Handelsbank, tegen Hong Kong's South China Morning Post. Chinese leiders die onwillig zijn om hun politieke systeem verder te openen om economische hervormingen mogelijk te maken, kunnen rekenen op de voorspelling dat het economische klimaat nog een lange tijd koud kan blijven.
Gordon G. Chang is de auteur van The Coming Collapse of China, bijdrager aan Forbes.com, en een Distinguished Senior Fellow bij het Gatestone Institute.