Op 27 januari, op de Internationale Herdenkingsdag voor de Holocaust, arriveerde Hassan Rouhani, de president van de Islamitische Republiek Iran - een regime dat de Holocaust ontkent en haar intenties om een nieuwe te ontketenen niet onder stoelen of banken steekt - in Parijs voor een officieel bezoek.
Twee dagen eerder was Rouhani in Rome, waar Italiaanse autoriteiten in een vlaag van onderwerping de naakte standbeelden in het Capitoline Museum bedekten.
Rouhani dankte de Italiaanse premier Matteo Renzi voor zijn "gastvrijheid". Hij bedankte president François Hollande niet voor het feit dat hij hem op 27 januari ontving.
Geen enkele journalist of politicus refereerde aan de Holocaust-herdenking. Franse journalisten spraken louter over Rouhani's "gematigdheid" en zijn "openheid", ondanks de zware mensenrechtenschendingen in Iran. Hollande riep op tot een herboren "vruchtbare relatie" tussen Iran en Frankrijk.
Geen enkele Franse journalist of politicus sprak over de Holocaustontkenning of de genocidale intenties van het Iraanse regime, of over Irans leiders die regelmatig 'Dood aan Israël' en 'Dood aan Amerika' scanderen, of de kwaadaardige inhoud van het boek Palestina, dat recent is uitgegeven door Ali Khameini, de hoogste leider van Iran, noch spraken zij over de gevaren van het Iraanse atoomprogramma.
Elk krantenartikel en iedere politieke toespraak in Frankrijk ging over de contracten die Franse bedrijven konden sluiten met Iran, of over de terugkeer van Iran in een harmonieus 'concert van naties'.
Iran werd op elk vlak gepresenteerd als "betrouwbare partner" van het Westen in de strijd tegen de Islamitische Staat.
De bewuste blindheid van Frankrijk ten aanzien van de zeer reële dreigingen waar Israël zich voor gesteld ziet, is karakteristiek voor de algemene houding van Frankrijk ten aanzien van Israël gedurende de afgelopen vijftig jaar.
In de tweede helft van de jaren '60, aan het einde van de Algerijnse oorlog, adopteerde Frankrijk een "Arabisch beleid". Het bestond uit het aanhalen van nauwe banden met Arabische dictaturen en, breder, met autoritaire regimes in de moslimwereld. Het doel van het beleid was om Frankrijk meer invloed te geven, ongeacht de prijs, zelfs als het daarbij schade veroorzaakte voor de rest van de Westerse wereld.
Het plan behelsde ook het doorsnijden van strategische en militaire banden tussen Frankrijk en Israël.
Frankrijk voorzag in financiële en economische steun om het nieuwe Algerijnse regime op gang te helpen. Het liet de Harkis (Algerijnse Arabieren die bondgenoot van de Fransen waren) in de steek in ruil voor het gebruik van de marinebasis Mers el-Kebir, en de mogelijkheid om nucleaire tests te doen in de Sahara-woestijn.[1]
Historici hebben nog geen consensus bereikt over hoeveel Harkis er zijn vermoord. Het geschatte aantal ligt tussen de 100.000 en 150.000.
Frankrijk onderhield nauwe banden met Tunesië en Marokko, kweekte warme contacten met de Arabische Liga en bood zichzelf aan als stem voor de Arabische wereld in internationale diplomatiek.
In 1975 werd Frankrijk de belangrijkste Westerse bondgenoot van Saddam Husseins regime in Irak, en leverde twee nucleaire reactors aan het land - Tammuz I en II. Die werden door Saddam omschreven als de eerste stappen richting een "Arabische atoombom". Frankrijk steunde ook een contract tussen het Institut Mérieux, dat in Parijs is gevestigd, en het Directoraat Veterinaire Diensten in Baghdad, wat leidde tot de oprichting van een "biologisch onderzoekslaboratorium". Het de eerste organisatie die in Irak biologische wapens ging ontwikkelen.[2]
Ondanks sancties van de VN bleef Frankrijk tot december 2002 illegaal wapens leveren aan Saddams regime.
Militaire samenwerking tussen Frankrijk en Saddam Hussein duurde tot de Tweede Golfoorlog. Vlak voordat de VS het land binnenvielen in maart 2003, noemde de Iraakse krant Babel de toenmalige Franse president Jacques Chirac nog een "Grote Strijder" ('Al Mujahid al-Akbar').
Vanaf het begin van de oorlog was Frankrijk het belangrijkste Westerse land dat zich tegen militaire inmenging en regime change in Irak verzette.
In 1978 en 1979 speelde Frankrijk een belangrijke rol in het omverwerpen van de Shah van Iran, waarbij het hielp bij het stichten van de Islamitische Republiek Iran. Franse autoriteiten boden Khomeini onderdak toen hij verbannen was uit Iran in 1978, en stonden hem toe om tapes naar Iran te sturen waarin hij opriep tot revolutie en jihad tegen Israël. Khomeini keerde terug naar Iran aan boord van een toestel van Air France dat werd gecharterd door de Franse overheid. Samenwerking tussen Frankrijk en Iran duurde tot Saddam het land in september 1980 aanviel.
Om hun nieuwe Arabische vrienden een plezier te doen, besloot Frankrijk tot het instellen van een wapenembargo tegen Israël in juni 1967, aan het begin van de Zesdaagse Oorlog, op het moment dat Israël in levensgevaar verkeerde. Het embargo werd later permanent beleid.
In 1973, tijdens de Yom Kippoer Oorlog, weigerde Frankrijk landingsrechten te verlenen aan Amerikaanse bevoorradingsvluchten naar Israël.
In de vroege jaren '70 ontwikkelde Frankrijk nauwe banden met de PLO, en werd het land een fanatiek supporter van de "Palestijnse zaak". Frankrijk gebruikte z'n invloed, slechts twee jaar na de aanslag in München op Israëlische atleten, om Yasser Arafat uit te nodigen om de Verenigde Naties toe te spreken in november 1974.[3] President François Mitterand ontving Arafat in 1988 bij een staatsbezoek aan Parijs, en verschafte hem alle egards die een staatshoofd ten deel kunnen vallen. In 1979 uitte Frankrijk ongenoegen over de Camp David Akkoorden, omdat de PLO niet bij de besprekingen was uitgenodigd. In 1982 redde Frankrijk Arafat, die belegerd werd door Israëlische strijdkrachten in Beirut, en ze stonden hem to om asiel te vragen in Tunesië, een bondgenoot van Frankrijk, opdat hij zijn opruiende activiteiten voort kon zetten.
Frankrijk bleef Arafat tot zijn laatste momenten steunen, en verpleegde hem in een Frans militair ziekenhuis. Toen Arafat overleed hield president Chirac een officiële ceremonie voor hem, alvorens zijn doodskist naar het Midden-Oosten te sturen in een vliegtuig van de Franse Republiek. Franse diplomatieke kringen veroordeelden nooit de terroristische aanvallen tegen Israël, maar betitelden wel altijd de reacties van Israël als 'buitenproportioneel'. Franse diplomatie verzuimde het nooit om de stichting van een Palestijnse staat te steunen, volgens de "Grenzen 1967" (in werkelijkheid de wapenstilstandslijnen van 1949).
Hamas, aangemerkt door de Verenigde Staten als een terroristische organisatie, werd diverse malen door Franse ministers als 'mogelijke gesprekspartner' aangeduid. Er bestaat een Frans Cultureel Instituut in de door Hamas geregeerde Gazastrook. Frankrijk is van zins om een Nationaal Palestijns Museum neer te zetten in Ramallah en Franse autoriteiten hebben verklaard dat het museum zal openen zodra een "vrij en soeverein Palestina" geboren wordt. Vooralsnog huist het museum in het Arabische Wereld Instituut in Parijs, het grootste Arabisch-islamitische culturele centrum in een Westers land.
Sinds eind 2010 draagt Frankrijk bij aan de islamistische golf die over het Midden-Oosten spoelt. Het land heeft ook een grote rol gespeeld in het omverwerpen van het Gaddafi-regime in Libië.
Frankrijk onderhield goede relaties met Muammar Gaddafi op het moment dat hij zich gedroeg als een vijand van het Westen. In april 1986, toen er een anti-Amerikaanse aanval werd gepleegd in een discotheek in Berlijn, besloten de VS om Libië aan te vallen. Frankrijk weigerde de VS de rechten om over het land te vliegen en maande Spanje en Portugal om hetzelfde te doen.[4]
Tussen 1992 en 2003, toen het Gaddafi-regime beknot werd door een embargo, leverde Frankrijk wapens aan Libië en werd haar tweede wapendealer na de Russen. In december 2007 werd Gaddafi in Frankrijk uitgenodigd voor een staatsbezoek; hij tekende contracten met Airbus en Areva Kernenergie. In 2011 drong de Emir van Qatar er bij president Nicolas Sarkozy op aan om een islamitische opstand te steunen in Benghazi, en Frankrijk drong er op haar beurt bij Engeland, de VS en andere NAVO-landen op aan om Gaddafi te wippen: het resultaat was de overname van het land door jihadisten, die vervolgens militaire arsenalen plunderden. Vijf jaar later is het Libische territorium de uitvalsbasis voor diverse jihadistische groeperingen, waarbij de Islamitische Staat een flink deel van de Libische kust bezet, z'n driehonderd kilometer van Europa.
Qatar, dat islamitisch terrorisme van financiële middelen voorziet, heeft IS al tijden onder de donatieknop. Qatar is nauw bevriend met veel Franse politici; de Franse regering heeft belastingvoordelen geregeld voor investeerders uit Qatar die activa in invloed kochten en nog steeds kopen.
Het Franse Arabische beleid is hand in hand gegaan met een gigantische golf islamitische immigratie. Frankrijk is in hoog tempo het grootste moslimland van Europa geworden. Er wonen meer dan zes miljoen moslims in Frankrijk, die daarmee 10% van de totale bevolking uitmaken.
Frankrijks Arabische beleid ging ook gepaard met de oprichting van meerdere islamitische organisaties in Frankrijk. De belangrijkste is de Franse tak van de Moslimbroederschap, bekend als de UOIF - de Unie van Islamitische Organisaties in Frankrijk. De twee belangrijkste opleidingscentra voor imams in Frankrijk - in Chateau Chinon en in Saint Denis - behoren aan de UOIF en worden betaald door de Franse regering. Het curriculum wordt bepaald door UOIF.[5] Veel imams die door deze centra worden opgeleid, handelen en prediken in Franse gevangenissen en in het groeiende aantal van 751 'no-go gebieden' ("zones urbaines sensibles") waar de Franse overheid de sociale grip is kwijtgeraakt. Elke moskee in Frankrijk is vrij om haar eigen imam te kiezen.
De moslimstem is nu een belangrijke factor in Franse politieke beslissingen; er wordt rekening gehouden met het risico op rellende moslims. Dat laatste vooruitzicht gaat zeker niet verloren bij veel moslims, die zonder twijfel concluderen dat als het dreigen met rellen werkt, ze het zullen blijven doen.
De Franse president Georges Pompidou en zijn Minister van Buitenlandse Zaken, Michel Jobert, waren de belangrijkste ambachtslieden achter de "Euro-Arabische Dialoog" die vorm kreeg na de Yom Kippoer Oorlog in 1973. In een verklaring richting de pers vergoelijkte Jobert de Syrisch-Egyptische aanval op Israël, en sprak daarbij uit dat de agressors "weer voet wilden zetten" op hun "eigen land." De dialoog begon met de Arabische Liga. Het ging door met de Organisatie van de Islamitische Conferentie (OIC; nu hernoemd naar de Organisatie van de Islamitische Samenwerking) - en stopte nooit meer. In juni 2013 stichtte de OIC een permanent Missiekantoor voor de EU in Brussel, om samenwerking met de EU te vergroten.
Het bittere resultaat van decennia van bevrediging en opportunisme zou je kunnen omschrijven als angst. De twijfelachtige connecties met dubieuze regimes en doelen die Frankrijk onderhield, haar acceptatie van een grotendeels ongecontroleerde moslim-immigratie en haar groeiende onmacht om de eigen wetten te handhaven op flinke stroken Frans grondgebied, hebben gezorgd voor een warm broeinest voor islamitische extremisme. Het risico op verdere aanvallen is erg groot. Frankrijk is betrokken bij een militaire interventie in Syrië, mede omdat veel jonge Franse moslims zich bij IS hebben aangesloten en het pad van de jihad gekozen hebben. Sommige van deze Franse burgers keerden terug om te moorden op Frans grondgebied. Frankrijk kan de Islamitische Staat niet vernietigen. Frankrijk kan haar eigen islamisering niet stoppen. Frankrijk kan in de Libische chaos de verdere groei van IS niet voorkomen. Frankrijks veronachtzaming van de dreigingen waar Israël zich tegenover gesteld ziet, zijn meer dan opzettelijk wegkijken. Het is medeplichtigheid.
Vijf decennia lang was Frankrijk een medeplichtige aan de misdaden van sommige van de ergste vijanden van Israël. Frankrijk is vandaag de dag één van de belangrijkste vijanden van Israël - misschien we de belangrijkste - in de Westerse wereld. De dag na het bezoek van Hassan Rouhani aan Parijs, kondigde de Franse Minister van Buitenlandse Zaken Laurent Fabius (die inmiddels is afgetreden) aan dat Frankrijk een internationale conferentie wil organiseren om de Israëlisch-Palestijnse vredesplannen nieuw leven in te blazen, gebaseerd op een oud Saudisch plan dat - als een soort gifpil - het "recht op terugkeer" bevat.
Fabius voegde daar aan toe dat als het Franse initiatief zou falen, Frankrijk desalniettemin de Palestijnse staat zou erkennen. Hij weet waarschijnlijk dat de conferentie nooit plaats zal vinden, maar zelfs als het er wel van komt: waarom zouden de Palestijnen een Palestijnse Staat uitonderhandelen als die Staat hen toch al beloofd is? Waarschijnlijk wilde hij dus vooral aankondigen dat Frankrijk binnenkort de Palestijnse Staat officieel erkent.
Op 30 december 2014 steunde de Franse overheid een VN-resolutie die opriep om "een einde te maken aan de Israëlische bezetting" en de creatie van een Palestijnse staat vóór december 2017. De resolutie haalde echter niet voldoende stemmen in de VN Veiligheidsraad. Een veto van de VS was niet eens noodzakelijk. Frankrijk was onsuccesvol, maar gaf niet op.
Franse en Palestijnse beleidsmakers werken aan een nieuwe resolutie die het komende najaar wordt gepresenteerd. Die zal nagenoeg hetzelfde zijn als de vorige. Als het genoeg stemmen krijgt in de Veiligheidsraad (negen van de vijftien), kan alleen een veto van de VS de resolutie nog blokkeren. Als de VS dat veto niet toepast, zou Israël gedefinieerd kunnen worden als een VN lidstaat die een ander VN-lid bezet - alle overduidelijke bedreigingen ten aanzien van haar veiligheid ten spijt.
In een tijd waarin de president van de Palestijnse Autoriteit, Mahmoud Abbas, continu de terreur en haat tegen Israël aanmoedigt, en waarbij moordaanslagen op Israëlische joden op dagelijkse leest gebeuren, kan de anti-Israëlische houding van Frankrijk alleen maar gezien worden als het laatste hoofdstuk in het eeuwenoude antisemitisme van Frankrijk.
Amin al-Husseini, de grootmoefti van Jerusalem en de handlanger van Hitler tijdens de Tweede Wereldoorlog, werd in mei 1945 door Frankrijk gevangen genomen. Hij genoot de gastvrijheid van de Franse regering en was in de gelegenheid om Frankrijk te verruilen voor Egypte in 1946. Op 12 augustus 1947 schreef hij aan de Franse Minister van Buitenlandse Zaken, Georges Bidault, om Frankrijk te danken voor haar hulp.[6]
Charles de Gaulle beschreef, met ironisch weinig zelfbewustzijn, het joodse volk enkele maanden na het Franse besluit om in juni 1967 een wapenembargo jegens Israël in te stellen als een "elitevolk, erg zelfverzekerd en dominant."
Maurice Couve de Murville, het hoofd van de Franse diplomatie tussen 1958 en 1968, was een financieel expert die verantwoordelijk was voor de "reductie van de joodse invloed op de Franse economie" onder het Vichy-regime dat door veldmaarschalk Petain werd geleid van september 1940 tot maart 1943.[7]
François Mitterrand, president van Frankrijk van 1981 tot 1995, werkte voor het Vichy-regime van januari 1942 tot medio 1943. Hij was zo toegewijd aan zijn werk dat hij het Francisque ontving, de hoogste onderscheiding van het regim, uit handen van Petain in april 1943.[8] Mitterand bleef bevriend met René Bousquet, ex-secretaris-generaal van de politie van het Vichy-regime, tot de dag dat Bousquet werd vermoord in 1993. Bousquet was een van de belangrijkste organisatoren achter de massa-aanhouding van joden in Frankrijk die bekend zou worden als de Vel' d'Hiv Razzia.
In February 2015, nadat premier Manuel Valls zich positief uitsprak over Israël, beschuldigde Roland Dumas, Frans Minister van Buitenlandse Zaken van 1984 tot 1986 en van 1988 tot 1993, Valls ervan onder "joodse invloed" te staan.
In zijn boek "Verraad: Frankrijk, de Arabieren en de joden" (2006) legt David Pryce-Jones gedetailleerd uit hoe Frankrijk meer dan een eeuw lang obsessief droomde om een moslimmacht te zijn, en dat Franse diplomatiek was doordrongen van hardnekkig antisemitisme en vijandigheid jegens de joodse staat.[9]
Frankrijk werd geen moslimmacht, maar de Franse diplomatiek is nog altijd doortrokken van antisemitisme. Franse vijandigheid jegens de joodse staat is meer present en kwaadaardig dan ooit.
Juist deze maand, op 3 februari, publiceerde een groep Franse ambassadeurs een manifest "om de Palestijnse Staat te redden". In de tekst vergoelijken zij de huidige "messentrekkers-intifada" in Israël, en veroordelen zij "vijftig jaar militaire- en politiebezetting door Israël", de joodse "kolonisatie" van Palestijnse gebieden, de "schaduw van de Holocaust" die Europa "remt", en het zogenaamde "apartheidsbeleid van Israël" - ook al is die Apartheid lastig te ontwaren in een land waar de Arabische populatie volledige vrijheid en rechten heeft, inclusief politieke partijen en zetels in het Israëlische hooggerechtshof. De Franse diplomaten vroegen ook de Europese Unie, in opdracht van de Palestijnse Autoriteit, om elke wetenschappelijke en economische samenwerking met Israël te staken totdat een Palestijnse staat wordt erkend. Het Franse Ministerie van Buitenlandse Zaken beschreef de tekst van het manifest zelfs als een "nuttige" bijdrage aan het debat.
[1] Martin S. Alexander, J.F.V. Keiger, France and the Algerian War, 1954-1962: Strategy, Operations and Diplomacy, Routledge, 2013.
[2] Patrick Berche, L'histoire secrète des guerres biologiques: Mensonges et crimes d'Etat, Robert Laffoont, 2011.
[3] Ignace Dalle, La Vé République et le monde arabe, Fayard, 2014.
[4] Joseph T. Stanik, El Dorado Canyon: Reagan's Undeclared War With Qaddafi, Annapolis, Maryland: Naval Institute Press, 2003.
[5] Yvonne Yazbeck Haddad, Muslims in the West: From Sojourners to Citizens, Oxford University Press, 2002.
[6] David G. Dalin, John F. Rothmann, Alan M. Dershowitz , Icon of Evil: Hitler's Mufti and the Rise of Radical Islam, Transaction Publishers, 2009.
[7] Philippe Valode, Le destin des hommes de Pétain, Nouveau Monde Editions, 2014.
[8] Pierre Péan, Une jeunesse française. François Mitterrand, 1934-1947, Fayard, 1994.
[9] David Pryce-Jones, Betrayal: France, the Arabs, and the Jews, Encounter Books, 2006.