Het begon medio april als een normale dag in het afgelegen Pakistaanse dorp Chak-44 voor Masih en Bilal, zijn moslimvriend. Masih had aan Bilal verteld dat de vrouw op wie hij verliefd was geworden een moslim was.
Volgens berichten in de media werd Masih dringend weggeroepen en liet zijn telefoon achter bij Bilal, die blijkbaar een video tegenkwam op Masih's Facebook die naar verluidt iets tegen de islamitische profeet Mohammad bevatte. Bilals beschuldiging dat Masih die video had bekeken werd de reden om Masih te beschuldigen van godslastering.
Nu kun je vragen: wacht even, wie heeft er godslastering begaan?
Niemand zal waarschijnlijk ooit maar weten wat er op die video stond, en of Masih het zelfs maar zag. Maar zelfs als Masih het heeft gezien, was hij niet de enige: Bilal zag het ook. Echter, in een land waar de macht altijd gelijk heeft, heeft Bilal, een moslim met de steun van zijn mede-dorpsbewoners, altijd gelijk.
In een oogwenk was een vriend niet alleen een vreemdeling geworden, maar een leugenaar.
Bilal riep twee andere moslims erbij om te helpen zijn christelijke vriend te slaan. Een arts die op de plek verscheen, behoedde Masih voor de boze mannen en hij was blijkbaar ook een islamitische geestelijke. Hij vroeg Imran om een verontschuldiging.
Na de aanval verzamelden een aantal dorpsbewoners zich en begonnen andere christenen te bedreigen en te eisen dat ze zich zouden bekeren tot de islam of anders het gebied te verlaten. Vervolgens werd er een islamitisch decreet uitgegeven, om Masih te overhandigen aan de lokale islamitische geestelijken, zodat hij levend kon worden verbrand wegens godslastering.
Wat had die christelijke bewoner gedaan dat hij de lokale moslims zo woedend maakte? Ze woonden altijd al in deze afgelegen regio Punja.
Waarom werd alleen Masih (een christen) beschuldigd van godslastering, terwijl ook Bilal (een moslim) keek naar de betreffende video?
Uit het nieuwsbericht blijkt dat driekwart van de christenen in het gebied hun huizen al hebben verlaten. De achtergebleven christenen zijn op zoek naar een alternatieve plek om te wonen. Zij worden nu geconfronteerd met haat onder het mom van een boycot. Niemand verkoopt hen voedsel of dagelijkse benodigdheden.
De geschiedenis van Punjab bruist van geweld en brandstichting van christelijke huizen. Al deze gruwelijke incidenten illustreren een intense haat tegen christenen. Religie hier is een kracht die alle vriendschap kan verwoesten.
De regering en de mensenrechtenorganisaties zijn zich terdege bewust van deze haat en geweld. Hier is het intimideren van christenen uitgegroeid tot een norm; een manier om hen weg te werken. Elke keer als christenen worden bedreigd en gedwongen om het gebied te verlaten, is de beschuldiging altijd godslastering.
Een paar jaar geleden ontdekte ik het verhaal van Rimsha Masih, een minderjarig christelijk meisje dat beschuldigd werd van godslastering. Zij woonde in de buitenwijken van de Pakistaanse hoofdstad Islamabad. Als iemand sprak met de winkeliers en haar buren, dan vulden hun ogen zich met haat. "We willen de christenen hier weg hebben," zo zeiden de bewoners. Het aanklagen van een christelijk meisje voor godslastering leek hen een perfect plan.
In Pakistan zijn onder het mom van de blasfemiewetten de moslimburgers al jarenlang bezig met het wegwerken van de christenen.
Lubná Thomas Benjamin, lid van de Hubert H. Humphrey Fellowship voor het jaar 2011-12, was een tv-producent in Pakistan en heeft gewerkt bij CNN Atlanta. Ze is momenteel een freelance-schrijver in de Verenigde Staten.