Het is gemakkelijk om te vergeten dat Israël 365 dagen per jaar een defensieve oorlog voert. En dat zijn vijanden de Joodse staat nooit een moment van vrede gunnen. Vorige maand was er een aanzienlijke toename van het aantal terroristische aanslagen: 166 in tegenstelling tot 91 in de maand ervoor. De aanslagen omvatten ook raketlanceringen en dodelijke beschietingen vanuit de Palestijnse gebieden, schietpartijen met pistolen, steekpartijen, explosies en brandbommen. Zelfs de dreiging van nucleaire vernietiging neemt toe aangezien Iran een kernbom ontwikkelt.
Vooral Europeanen, die in de illusie leven dat de hele wereld vredig blijft als het Westen maar niet provoceert, hebben weinig aandacht voor de situatie waarin Israël zich bevindt. Een van de weinige Europese politici die Israëls benarde situatie begreep was Uri Rosenthal, de vorige Minister van Buitenlandse Zaken van Nederland.
Rosenthal werd in 1945 in Zwitserland geboren uit Joodse ouders die Nederland ontvlucht waren vanwege de Duitse bezetting. Aangezien zijn vrouw een geboren Israëlische is en twee van zijn zussen in Israël wonen, heeft de heer Rosenthal een grondige kennis van de situatie in de Joodse staat. Als zodanig was hij een broodnodige stem in de internationale gemeenschap. Hij verzette zich tegen anti-Israëlische rapporten van de Europese Unie en de Verenigde Naties, drong er bij de EU-landen op aan om de Hezbollah te isoleren, en in zijn eigen land, Nederland, had hij gesnoeid in de financiering van de Nederlandse regering van NGO's die Israël het bestaansrecht betwistten.
Tijdens zijn verblijf aan het roer van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken had de heer Rosenthal geen gemakkelijke tijd. Veel van de ambtenaren en de diplomaten bij het ministerie waren gekant tegen zijn beleid ten aanzien van Israël. Ze adviseerden de minister een positie in te nemen die meer in overeenstemming was met de pro-Palestijnse standpunten van de EU en van de internationale gemeenschap. De minister zette moedig door. De situatie was zo slecht dat volgens de Nederlandse media de secretaris-generaal Ed Kronenburg, de hoogste ambtenaar op het ministerie, zelfs weigerde de telefoon op te pakken wanneer de minister telefoneerde.
Meneer Rosenthal veronderstelde dat hij de steun had van minister-president Mark Rutte, de leider van de Nederlandse Liberale Partij (de VVD) waar meneer Rosenthal deel van uitmaakte. Tot de val van het eerste kabinet Rutte, het afgelopen voorjaar, werd Nederland bestuurd door een coalitie van de Liberalen en de Christendemocraten, die de gedoogsteun hadden van de Partij voor de Vrijheid van Geert Wilders. Wilders heeft als jonge man in Israël gewoond en hoewel hij geen Jood is, is hij een fervent voorstander van die democratie.
Na de verkiezingen van september 2012 besloot Rutte echter een nieuw kabinet te vormen met de linkse Partij van de Arbeid. Terwijl alle vorige liberale kabinetsleden een positie in de nieuwe regering kregen, liet men Uri Rosenthal vallen. "Rutte heeft mij niet gevraagd om in zijn nieuwe kabinet plaats te nemen", zei een teleurgestelde Rosenthal. Aan het roer van het Ministerie van Buitenlandse Zaken werd hij vervangen door Frans Timmermans, een linkse PVDA politicus.
Rosenthal verliet het ministerie in stilte, zonder dat hij de receptie, die gehouden werd ter gelegenheid van het einde van zijn termijn, bijwoonde. Op de interne website van het ministerie hadden ambtenaren 'opgeruimd staat netjes' berichten geplaatst, kritiek op de oud-minister geuit en zijn opvolger hartelijk verwelkomd.
De opvattingen van de nieuwe minister, Frans Timmermans, zijn meer in overeenstemming met de standpunten van de ambtenaren van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De heer Timmermans staat bekend om zijn pro-Europese en pro-Palestijnse standpunten. Nauwelijks drie dagen na zijn aanstelling als de nieuwe Nederlandse Minister van Buitenlandse Zaken veroordeelde hij de bouw van Joodse woningen in Oost-Jeruzalem, dat hij beschouwt als Palestijns grondgebied. De nieuwe regering streeft dan ook naar nauwe betrekkingen met de Palestijnse autoriteit.
De heer Timmermans staat bekend om zijn felle kritiek op Israël, waarbij hij zich zelfs bedient van argumenten, zoals bijvoorbeeld tijdens de verkiezingscampagne deze zomer, waarin hij het recht van de Palestijnse vluchtelingen verdedigde om hun voormalige bezittingen in Israël terug te vorderen. Zonder zelfs maar in ogenschouw te nemen op welke manier Arabieren omgaan met andere Arabieren – en niet te vergeten hoe Arabieren omgaan met Palestijnen, die ze opgesloten houden in smerige kampen zonder dat ze het recht hebben om in allerlei beroepsrichtingen werkzaam te zijn. Hij vergeleek de behandeling van de Palestijnen door de Israëli's met die van de Wolga en de Sudeten-Duitsers na de Tweede Wereldoorlog. Vorige maand pleitte de heer Timmermans ook nog voor een wettelijk verbod op de Partij voor de Vrijheid van de heer Wilders, waarbij hij stelde dat in Duitsland een dergelijke partij ongrondwettig zou worden verklaard.
De vervanging van Uri Rosenthal door Frans Timmermans werd ongetwijfeld ook toegejuicht door Dries van Agt, een Nederlandse voormalige Christendemocratische premier en pro-Palestijnse activist. De heer Van Agt deed veel van zich spreken als criticus van het Israëlbeleid van minister Rosenthal.
De vorige week, tijdens een symposium over een interreligieuze en interculturele dialoog, die samenviel met de verjaardag van de Reichskristallnacht van 1938, zei de heer van Agt dat na de Tweede Wereldoorlog de Joden een staat in Duitsland hadden moeten krijgen in plaats van in het Midden-Oosten. "De Joden wilden een veilige plaats. Waarom hebben ze niet een veilige haven in Duitsland gekregen?", vroeg hij. De heer Van Agt, die van mening is dat Israël een terroristische organisatie is die op een lijn gesteld moet worden met Hamas, voegde er aan toe dat het 'volslagen onzin' is om te denken dat een dialoog tussen Israëliërs en Palestijnen mogelijk is.
De heer Timmermans heeft niet gereageerd op de verklaringen van de heer Van Agt. Zijn eigen opmerkingen, waarin hij Palestijnen met de Wolga en de Sudeten-Duitsers vergeleek, aan wie hun voormalige bezittingen moeten worden terug gegeven en de verklaring van de heer Van Agt over een Joodse staat die had moeten worden gesticht in Duitsland, geven aan dat, in tegenstelling tot de heer Rosenthal, geen van deze beide Nederlandse politici ook maar iets begrijpt van het diepe historische en religieuze erfgoed dat het Joodse volk al bijna drie duizend jaar verbindt met het Land van Israël.