Op 11 januari 2016, riep een groep academici en wetenschappers uit Turkije en andere landen "Academics of Peace" uit en kondigde een manifest aan met als boodschap "Wij zullen geen deel uitmaken van deze misdaad." In het manifest bekritiseerden zij de Turkse overheid wegens hun recente uitgaansverbod en moorden in de Turkse gebieden. Ook eisten ze het beëindigen van het geweld tegen de Koerden en het terugbrengen van vredesbesprekingen.
"Wij verklaren dat wij geen deel uit zullen maken van deze moorden door stil te blijven, en wij eisen dat het geweld dat de staat pleegt onmiddellijk gestopt wordt," zei het manifest.
In totaal hebben 2212 academici en wetenschappers uit Turkije, en 2279 uit andere landen hun handtekening gezet voor de beweging.
De Turkse Minister-President had meteen de ondertekenaars as doelwit. Op 12 januari zei president Recep Tayyip Erdogan,
"Tot mijn grote spijt, beweren deze nep-intellectuelen dat de staat moorden verricht. Hey jullie, nep-intellectuelen! Jullie zijn duistere mensen. Jullie zijn niet verlicht. Jullie zijn duister en zodanig onwetend dat jullie niet eens weten waar de zuidoostelijke of oostelijke regio's liggen [in Turkije].
"Heden worden wij blootgesteld aan het verraad van de zogenaamde intellectuelen, waarvan de meesten hun salaris ontvangen van de staat en een identiteitsbewijs bij zich dragen van de staat.
"Je staat of aan de kant van de natie en de staat, of je staat aan de kant van de terroristische organisatie. Wij hebben geen toestemming nodig van zogenaamde academici. Ze horen hun plaats te kennen."
Vrijwel direct na de toespraak, deed de Turkse Raad van Hoger Onderwijs (YOK) tevens een uitspraak: "Het manifest van een groep academici, waarin de voortdurende strijd van onze staat tegen de terreur in het zuidoosten wordt weggezet als 'moord en slachting', heeft onze gehele academische wereld onder verdenking geplaatst. ... Dit manifest mag niet geassocieerd worden met academische vrijheid. De primaire verantwoordelijkheid van de staat is hun burgers voorzien van veiligheid," werd er gezegd, met een toevoeging dat alle rectoren en de raad van verschillende universiteiten zeer binnenkort samen zullen komen om de zaak te bespreken.
Turkse Minister-President Ahmet Davutoglu mengde zich ook in de zaak en zei: "Het is een irrationeel manifest. Als ze [de academici] het zouden herlezen zouden zij zich schamen. Het valt niet binnen het veld van vrijheid van meningsuiting."
Sindsdien staan de academici onder ernstige politieke, wettelijke en sociale druk. De 1128 individuele ondertekenaars van het manifest van "Academics for Peace" worden blootgesteld aan aanhoudende aanvallen en dreigingen vanuit de Turkse overheid en nationalistische groepen en ze worden dubbel onderzocht – administratieve onderzoeken bij de universiteit waar ze werken, en wettelijke onderzoeken door openbare aanklagers.
Ze worden vervolgd voor "het beledigen van de Turkse natie, de Staat van de republiek van Turkije, het Turkse parlement, overheid en rechterlijke organen" (Turks strafwetboek: Artikel 301) en wegens "het maken van propaganda voor een terroristische organisatie" (Anti-terreurwet: Artikel 7).
In de week na het uitbrengen van het manifest werden maar liefst 33 academici gearresteerd, en na ondervragingen van de aanklagers vrijgelaten.
Minstens 29 academici zijn geschorst van hun werk bij de universiteiten waar ze werken, totdat hun onderzoek is afgerond.
Een aantal van hen verloren zelfs hun baan. Zoals hoogleraar Battal Odabasi van de Aydin Universiteit in Istanbul, hij werd ontslagen omdat hij een ondertekenaar was van de petitie. Eerst werd Odabasi onderzocht door de universiteit en werd aan hem gevraagd zijn handtekening terug te trekken. Toen hij hier niet aan toegaf, werd hij ontslagen. "In feite vroegen ze ons dus om te kiezen tussen brood op de plank en onze eer," vertelde Odabasi. "Ik heb gekozen voor mijn eer."
Een aantal pro-overheid nieuwsbladen hadden ook de ondertekenaars als doelwit. Het nieuwsblad Yeni Akit, schreef bijvoorbeeld: "Dit is de complete lijst van de academici die getekend hebben voor verraad."
Het nieuwsblad ging door met het adviseren van autoriteiten om deze mannen te ontslaan, en noemden de academici "smeerlappen met een diploma," "hoeren die moslims uitschelden voor teven." Ook noemde het nieuwsblad ze "homoliefhebbers," en "Armeenliefhebbers." De academici zochten legale hulp en eisten dat de artikelen, waarin ook beledigingen en dreigementen stonden, verboden zouden worden. Een gerechtshof in Ankara heeft de eis afgewezen. Het hof zei dat de artikelen en uitspraken binnen "de vrijheid van meningsuiting" vielen.
Tientallen universiteiten in Turkije hebben op hun website extreem negatief gereageerd op de academici die getekend hebben voor het manifest; een aantal noemden ze zelfs "verraders" of "supporters van terreur" en benadrukten dat de universiteiten de militaire missies van de staat steunen.
Het directieteam van de Abdullah Gul Universiteit in Kayserie, eiste bijvoorbeeld dat Professor Bulent Tanju, die getekend had voor het manifest, ontslagen zou worden. Het hoofd van de Turkse nationalisten in de stad, die verbonden is met de Partij van de Nationalistische Beweging (MHP) refereerde naar Tanju en andere ondertekenaars als "blaffende honden," en bedreigde ze in een openbare verklaring. De aanklagers begonnen een misdaadonderzoek tegen Tanju, maar niet tegen degenen die hem bedreigden. Zijn vermeende "misdaad" is "het aanzetten van de bevolking tot vijandigheid en haat" en "het openlijk beledigen van staatsinstituten." (Turks strafwetboek – Artikel 2016 en 301)
Een aantal academici trokken hun handtekening terug nadat ze werden bedreigd op campussen en via sociale media.
De kantoren van twee academici – Kemal Inal en Betul Yarar – van het Instituut voor Communicatie aan de Gazi Universiteit in Ankara, werden beklad met rode kruizen door Turkse Nationalistische studenten. Briefjes met "Wij willen op onze universiteit geen academici die de PKK steunen" werden bij hun deuren gelegd. Inal zei dat hij zijn handtekening terug heeft getrokken na de gewelddadige dreigementen van studenten en zelfs een collega.
Het nieuwsblad Agos berichtte dat academici in kleinere steden onder enorme druk staan van zowel de universiteiten waar ze werken als van het volk in openbare plaatsen. De academici in Samsun bijvoorbeeld, hebben een tijdje in hun eigen huis moeten onderduiken. Die in Yalova zeggen dat ze bang zijn om gebruik te maken van het openbaar vervoer en die in Bolu zeggen dat ze hun auto's niet durven te parkeren op afgezonderde plaatsen.
Een aantal academici zijn zelfs belaagd door de plaatselijke media. Arin Gul Yeniaras, een advocaat die rechtsbijstand verleent aan bedreigde academici, rapporteerde aan Agos dat "een plaatselijk nieuwsblad in Yalova bijvoorbeeld, namen en foto's van de ondertekenaars openbaar heeft gemaakt, en opmerkingen plaatste als 'de directeur blijft stil; de burgers zijn ongerust'. Dit was een poging om de directeur actie te laten ondernemen tegen de academici. Hierna liet de directeur weten dat de universiteit een onderzoek is begonnen tegen de ondertekenaars."
Ramazan Kurt, een filosofieleraar aan de Erzurum's Ataturk Universiteit, zocht hulp bij de mensenrechtenorganisatie van de Universiteit (IHD).
"Twee mensen vielen mijn kamer binnen, en hebben mij bedreigd," vertelde Kurt aan Agos.
"Nog op dezelfde dag hebben de Grijze Wolven [een Turkse nationalistische beweging] de universiteit gebeld om een demonstratie te organiseren tegen mij. Ik heb een aanklacht ingediend tegen ze en eiste om beveiliging. Het was tevens diezelfde dag dat ik te horen kreeg dat ik was ontslagen. Ze hebben een enorme demonstratie georganiseerd, waarin ze zeiden "Wij willen geen terreurdocent op onze school.' Ook kreeg ik te horen dat ze naar mijn kantoor zijn gegaan en een eed hebben afgelegd aan de Grijze Wolven. Niemand van de universiteit heeft mij gebeld om steun aan mij te betuigen."
Op 15 januari werd Kurt opgepakt en ondervraagd bij de anti-terreur afdeling van het plaatselijke politiebureau. Zijn advocaat vertelde dat hij beschuldigd werd van "het maken van propaganda voor een terreurorganisatie," "het aanzetten van de bevolking tot vijandigheid en haat" en "het publiceren van documenten van een terreurorganisatie." Hij werd dezelfde dag vrijgelaten, maar kreeg een verbod op reizen.
In een interview met het persbureau Dicle (DIHA), vertelde Kurt het verhaal over wat er gebeurde nadat hij om een beveiliger vroeg nadat hij was aangevallen: "een agent daar bedreigde me, en zei: 'Als je die ondertekenaar kent, weet dat ik hem door zijn hoofd zal schieten'."
"Nadat ik zag wat voor een houding mijn collega's hadden," zei hij, "had het voor mij geen zin meer om te blijven." Aangezien hij naar eigen zeggen niet meer veilig was, verliet hij de provincie.
Het straffen van de academici gaat door. Op 29 januari zijn vijf academici in de provincie Bolu na huiszoekingen opgepakt. Ze hadden hun handtekening voor het manifest gezet uit solidariteit voor drie van hun collega's, die eerder voor dezelfde daad gevangen werden genomen. Hun huizen, auto's en kantoren werden onderzocht, en kopieën van de data op hun computers en telefoons, als ook een aantal van hun documenten werden door de politie in beslag genomen. Ze werden vrijgelaten nadat de politie hun getuigenisverklaring af had genomen.
"De academici die gebruikmaakten van hun vrijheid van denken en meningsuiting door hun handtekening te zetten onder deze tekst, waarin een wens staat voor vrede, zijn al dagenlang een doelwit en worden blootgesteld aan dreigementen," stond er onlangs in een persbericht van de academici.
"Vanaf 18 januari, zijn er onderzoeken begonnen tegen 1128 ondertekenaars in overeenstemming met de Turkse straf- en anti-terreurwet.
"Een aantal van onze collega's zijn opgepakt, hebben een uitreisverbod gekregen, zijn blootgesteld aan administratieve onderzoeken, zijn ontslagen of geschorst van hun werkplaats. Al deze dingen vinden wij onterecht en verwerpelijk."
Ondertussen bracht journalist Nurcan Baysal, gevestigd in Diyarbakir, op 22 januari verslag uit over de lichamen van twee Koerden, Isa Oran en Mesut Seyiktek – vermoord tijdens een uitgaansverbod en hun lichamen 29 dagen op straat achtergelaten – die uiteindelijk teruggevonden zijn.
Orans vader, Mehmet Oran zei,
"Ik ging naar het lijkenhuis. Mijn zoon zijn hoofd was onherkenbaar. Het was verbrand – alsof er een chemische substantie overheen gegooid was. Hij was binnenstebuiten getrokken; zijn ingewanden lagen buiten zijn lichaam. De rest van het lichaam van mijn zoon lag in stukken, alsof er klompen vlees van zijn lijf af waren gescheurd door een wild beest. Ze hebben mijn zoon in stukken gescheurd. Ik kon hem alleen nog maar herkennen aan de hand van zijn arm."
Mesuts broer, Ihsan Seviktek, zei:
"Mijn broeder was al gestorven als martelaar vanwege de kogels in zijn hoofd en borst. Maar de Turkse soldaten of politie schoten daar nog honderden kogels achteraan. Zijn gezicht was onherkenbaar. Waarom zou je een dood persoon zodanig toetakelen? De Koerdische zaak zal op deze manier niet opgelost worden."
Terwijl de autoriteiten van de Turkse staat en administratoren van universiteiten intellectuelen beschuldigen van "verraad," zijn grote aantallen Koerden vermoord door de Turkse krijsmacht in Koerdische gebieden met een uitgaansverbod. De dode lichamen van vele Koerden liggen nog steeds te rotten op straat, wachtend tot ze worden teruggevonden.
Tussen 16 augustus 2015 en 5 februari 2016 zijn minstens 224 Koerdische burgers gestorven, zegt de Turkse mensenrechtenorganisatie (TIHV). Tweeënveertig hiervan waren kinderen, 31 waren vrouwen, en 30 waren zestigplussers. De gebieden Sur, Cizre en Silopi staan al twee maanden constant onder militaire belegering en aanvallen. Acht mensen zijn vermoord door veiligheidstroepen die naar willekeur rondschieten in de straten nabij zones met een uitgangsverbod, tijdens vredige protesten tegen de avondklok.
De autoriteiten van de Turkse staat hebben duidelijk gemaakt dat vragen om beëindiging van geweld in de Koerdische gebieden van Turkije gelijk staat aan "verraad." Dit houdt in dat vragen om vrede en politieke gelijkheid tussen Koerden en Turken illegaal is. Blijkbaar kan je alleen een "Turkse patriot" of "een goede burger van Turkije" te zijn, als je openlijk het vermoorden van Koerden steunt – of in elk geval stil bent erover.
Uzay Bulut, geboren en getogen als Muslim, is een Turkse journalist gevestigd in Ankara.