Het Federale Hof van Justitie (Bundesgerichtshof), de hoogste rechtbank van Duitsland, heeft geoordeeld dat een nieuwe wet die kindhuwelijken verbiedt ongrondwettig kan zijn omdat alle huwelijken, inclusief op de sharia gebaseerde kindhuwelijken, worden beschermd door de Duitse grondwet. (Beeldbron: Andreas Praefcke/Wikimedia Commons) |
Het Federale Hof van Justitie (Bundesgerichtshof, BGH), de hoogste rechtbank van Duitsland in de civiele en strafrechtelijke rechtssfeer, heeft geoordeeld dat een nieuwe wet die kindhuwelijken verbiedt ongrondwettig kan zijn omdat alle huwelijken, inclusief op de sharia gebaseerde kindhuwelijken, worden beschermd door de Duitse grondwet (Grundgesetz).
De uitspraak, die in Duitsland de deur opent naar legalisering van op de sharia gebaseerde kindhuwelijken, is één van de steeds meer voorkomende gevallen waarin Duitse rechtbanken - bewust of onbewust - de vestiging van een parallel islamitisch rechtsstelsel in het land in de hand werken.
Het gaat in deze zaak om een Syrisch echtpaar - een 14-jarig Syrisch meisje, getrouwd met haar 21-jarige neef - dat op het hoogtepunt van de migrantencrisis in augustus 2015 in Duitsland aankwam. De afdeling Jeugdwelzijn (Jugendamt) weigerde hun huwelijk te erkennen en scheidde het meisje van haar man. Nadat de man een rechtszaak aanspande, oordeelde een familierechtbank in Aschaffenburg in het voordeel van Jeugdwelzijn, dat beweerde de wettelijke voogd van het meisje te zijn.
In mei 2016 vernietigde het hof van beroep in Bamberg de beslissing. De rechtbank oordeelde dat het huwelijk geldig was omdat het was gesloten in Syrië, waar volgens de sharia-wetgeving kindhuwelijken zijn toegestaan. De uitspraak legaliseerde feitelijk sharia-kinderhuwelijken in Duitsland.
De uitspraak - beschreven als een "spoedcursus in de Syrische islamitische huwelijkswetgeving" - veroorzaakte een storm van kritiek. Sommigen beschuldigden de Bamberg-rechtbank van het plaatsen van de sharia-wetgeving boven de Duitse wet om een in Duitsland verboden praktijk te legaliseren.
"Religieuze of culturele rechtvaardigingen verdoezelen het simpele feit dat jonge meisjes misbruikt worden door oudere, perverse mannen", zo stelde Rainer Wendt, hoofd van de Duitse politie-unie.
Monika Michell van Terre des Femmes, een vrouwenrechtengroep die campagne voert tegen kindhuwelijken, voegde hieraan toe: "Een echtgenoot kan niet de wettelijke voogd zijn van een kindbruid omdat hij betrokken is bij een seksuele relatie met haar - een zeer duidelijk belangenconflict."
De minister van Justitie van Hessen, Eva Kühne-Hörmann, vroeg zich af: "Als minderjarigen - terecht - geen bier mogen kopen, waarom zou de wetgever dan toestaan dat kinderen zulke belangrijke beslissingen aangaande het huwelijk nemen?"
Anderen stelden dat de uitspraak de sluizen van culturele conflicten in Duitsland zou openen, omdat moslims het zouden zien als een precedent om aan te dringen op de legalisering van andere islamitische praktijken, waaronder polygamie.
In september 2016 openbaarde het Duitse ministerie van Binnenlandse Zaken, in reactie op een verzoek om informatie in het kader van de wet op openbaarheid van bestuur, dat sinds 31 juli 2016 1.475 gehuwde kinderen - waaronder 361 kinderen jonger dan 14 jaar - in Duitsland woonden.
In een poging om meisjes te beschermen die in het buitenland getrouwd waren maar die in Duitsland asiel hadden aangevraagd, had het Duitse parlement op 1 juni 2017 een wet aangenomen die kindhuwelijken verbood. Deze wet om kindhuwelijken te bestrijden (Gesetz zur Bekämpfung von Kinderehen) stelde de minimumleeftijd voor toestemming voor het huwelijk in Duitsland in op 18 jaar en vernietigde alle bestaande huwelijken, inclusief die in het buitenland waren aangegaan, waar een bruid ten tijde van de ceremonie jonger dan 16 was.
Het Duitse federale gerechtshof heeft in zijn uitspraak, gepubliceerd op 14 december 2018, verklaard dat de nieuwe wet ongrondwettig kan zijn omdat het in strijd is met de artikelen 1 (menselijke waardigheid), 2 (vrije ontwikkeling van de persoonlijkheid), 3 (gelijke bescherming) en 6 (bescherming van het huwelijk en het gezin) van de Basiswet, die dient als de Duitse grondwet.
De rechtbank oordeelde ook dat de nieuwe wet niet met terugwerkende kracht kan worden toegepast en daarom niet van toepassing is op het Syrische stel dat in februari 2015 is getrouwd.
Ten slotte vroeg het federale gerechtshof aan het federale constitutionele hof (Bundesverfassungsgericht) om de wettigheid van het Duitse verbod op kindhuwelijken te onderzoeken en om te bepalen of de Duitse autoriteiten de geldigheid van kindhuwelijken van geval tot geval zouden moeten beoordelen.
De uitspraak gaat voorbij aan artikel 6 van het inleidende artikel van het Duitse burgerlijk wetboek (Einführungsgesetz zum Bürgerlichen Gesetzbuche, EGBGB), waarin staat:
"Een wettelijke norm van een andere staat wordt niet toegepast indien de toepassing ervan leidt tot een resultaat dat klaarblijkelijk onverenigbaar is met de essentiële beginselen van het Duitse recht. Het is met name niet van toepassing indien de toepassing onverenigbaar is met de grondrechten."
Door het Syrische paar af te schermen van het Duitse recht, heeft de rechtbank niet alleen het gebruik van de Sharia-wetgeving gelegitimeerd om de uitkomst van rechtszaken in Duitsland te bepalen, maar heeft zij ook een precedent geschapen dat vrijwel zeker in de toekomst door verdedigers van kindhuwelijken en andere buitenlandse wetten zal worden gebruikt.
Bovendien, door te benadrukken dat de legitimiteit van kindhuwelijken van geval tot geval moet worden onderzocht, heeft de rechtbank de deur opengezet voor zogenaamde culturele uitzonderingen, met name zoals vastgelegd in de shariawetgeving, waarin geen leeftijdslimiet voor het huwelijk genoemd wordt.
Winfried Bausback, een Beierse politicus die bijdroeg aan de wet tegen kindhuwelijken, reageerde woedend op de beslissing van de rechtbank:
"Vanwege onze grondwet en in het belang van het kind, zou er in het onderhavige geval maar één antwoord moeten zijn: dit huwelijk moet vanaf het begin ongeldig zijn.
"Duitsland kan enerzijds niet internationaal tégen kindhuwelijken zijn en anderzijds in ons eigen land vóór dergelijke huwelijken. Maar in dit geval kan het belang van het kind niet in het gedrang komen. (...) Dit gaat over de in de grondwet verankerde bescherming van kinderen en minderjarigen! "
Commentator Andreas von Delhaes-Guenther schreef:
"Uiteindelijk is het een principekwestie in hoeverre Duitsland buitenlandse wetgeving wil accepteren die volledig in strijd is met onze wet betreffende belangrijke kwesties. Het duurde eeuwen om de Middeleeuwen van onze wet af te schuren, we moeten dit nu niet terugbrengen vanwege vermeende tolerantie of "overwegingen van individuele gevallen". Integendeel, we moeten zeggen dat in Duitsland het Duitse recht op iedereen van toepassing is, vooral op belangrijke juridische gebieden zoals het leven, de gezondheid - of gewoon het welzijn van het kind, met een onveranderlijke leeftijdsgrens voor huwelijken.
"We moeten nog iets anders overwegen: er worden oordelen gemaakt 'in de naam van het volk'. Het volk heeft via zijn vertegenwoordigers in de Bondsdag duidelijk aangegeven dat het kindhuwelijken niet langer wil erkennen."
Duitse rechtbanken en de Sharia Wetgeving
Duitse rechtbanken schuiven in toenemende mate op naar islamitische wet omdat ofwel de aanklagers ofwel de beklaagden moslim zijn. Volgens critici weerspiegelen de rechtszaken - met name die waarin de Duitse wet minder aandacht besteedt dan de Sharia-wetgeving - een gevaarlijke aantasting van het Duitse rechtssysteem door de islamitische wetgeving.
Zo oordeelde een rechtbank in Wuppertal in november 2016 dat zeven islamisten die een burgerwacht vormden om de Sharia-wetgeving op straat te handhaven, de Duitse wet niet overtraden en gewoon hun recht op vrije meningsuiting uitoefenden.
De zelfbenoemde 'shariapolitie' zorgde in september 2014 voor publieke verontwaardiging, toen zij gele folders verspreidden waarin een 'sharia-gecontroleerde zone' in het district Elberfeld in Wuppertal werd verkondigd. De mannen spoorden zowel moslim- als niet-moslims aan moskeeën te bezoeken en zich te onthouden van alcohol, sigaretten, drugs, gokken, muziek, pornografie en prostitutie.
De officier van justitie van Wuppertal, Wolf-Tilman Baumert, voerde aan dat de mannen, die oranje vesten droegen met de woorden "SHARIAH POLITIE," een wet hadden overtreden die het dragen van uniformen bij openbare bijeenkomsten verbiedt. De wet, die met name uniformen verbiedt die politieke opvattingen verwoorden, was oorspronkelijk bedoeld om te voorkomen dat neo-nazi-groepen in het openbaar paraderen. Volgens Baumert waren de vesten illegaal omdat ze een "opzettelijk, intimiderend en militant" effect hadden.
De rechtbank van het district Wuppertal oordeelde echter dat de vesten technisch gezien geen uniform waren en in elk geval geen bedreiging vormden. De rechtbank stelde dat getuigen en voorbijgangers zich mogelijk niet geïntimideerd voelden door de mannen, en dat het vervolgen van hen inbreuk zou maken op hun vrijheid van meningsuiting. De 'politiek correcte' beslissing, die in hoger beroep met succes werd aangevochten, gaf de shariapolitie in feite toestemming om de islamitische wetgeving in Wuppertal te handhaven.
Op 11 januari 2018 verwierp het Federale Hof van Justitie echter de beslissing van de rechtbank van Wuppertal en beval om de zeven personen opnieuw te berechten. Het Federale Hof verklaarde dat zij inderdaad de wet hadden overtreden die het dragen van uniformen verbiedt.
De shariawetgeving kruipt al bijna twintig jaar lang vrijwel ongehinderd het Duitse rechtssysteem binnen. Enkele voorbeelden zijn:
In augustus 2000 beval een rechtbank in Kassel een weduwe om het pensioen van haar overleden Marokkaanse echtgenoot te splitsen met een andere vrouw met wie de man tegelijkertijd getrouwd was. Hoewel polygamie in Duitsland illegaal is, oordeelde de rechter dat de twee vrouwen het pensioen moeten delen, in overeenstemming met de Marokkaanse wet.
In maart 2004 verleende een rechtbank in Koblenz de tweede echtgenote van een Irakees die in Duitsland woonde het recht om permanent in het land te blijven. De rechtbank oordeelde dat na vijf jaar in een polygaam huwelijk in Duitsland, het niet correct zou zijn om van haar te verwachten dat ze naar Irak terugkeert.
In maart 2007 citeerde een rechter in Frankfurt de Koran in een echtscheidingszaak met een Duits-Marokkaanse vrouw die herhaaldelijk door haar Marokkaanse echtgenoot was geslagen. Hoewel de politie de man beval om weg te blijven van de vrouw waarvan hij vervreemd was, bleef hij haar misbruiken en dreigde op een gegeven moment haar te vermoorden. Rechter Christa Datz-Winter weigerde de scheiding toe te staan. Ze citeerde Soera 4, vers 34 van de Koran, die "zowel het recht van de man om lijfstraffen tegen een ongehoorzame vrouw uit te voeren alsmede de bevestiging van de superioriteit van de man boven de vrouw rechtvaardigt." De rechter werd uiteindelijk uit de zaak verwijderd.
In december 2008 gaf een rechtbank in Düsseldorf een Turkse man de opdracht om een bruidschat van €30.000 ($32.000) aan zijn voormalige schoondochter te betalen, in overeenstemming met de sharia.
In oktober 2010 oordeelde een rechtbank in Keulen dat een Iraanse man zijn ex-vrouw een bruidsschat van €162.000 euro ($171.000) moet betalen, de huidige tegenwaarde van 600 gouden munten, in overeenstemming met het oorspronkelijke sharia-huwelijkscontract.
In december 2010 oordeelde een rechtbank in München dat een Duitse weduwe recht had op slechts een kwart van de erfenis van haar overleden man die in Iran was geboren. De rechtbank kende de andere driekwart van de nalatenschap toe aan de familieleden van de man in Teheran in overeenstemming met de sharia.
In november 2011 stond een rechtbank in Siegburg toe dat een Iraans echtpaar tweemaal werd gescheiden, eerst door een Duitse rechter volgens het Duitse recht, en vervolgens door een Iraanse geestelijke volgens de sharia-wetgeving. De directeur van de arrondissementsrechtbank in Siegburg, Birgit Niepmann, zei dat de Sharia-ceremonie 'een dienst van de rechtbank' was.
In juli 2012 beval een rechtbank in Hamm dat een Iraanse man een bruidsschat moest betalen aan zijn vrouw waarvan hij vervreemd was als onderdeel van een echtscheidingsschikking. De zaak ging over een echtpaar dat volgens de sharia in Iran trouwde, naar Duitsland emigreerde en later scheidde. Als onderdeel van de oorspronkelijke huwelijksovereenkomst beloofde de man zijn vrouw een bruidsschat van 800 gouden munten te betalen, op verzoek uit te keren. De rechtbank beval de man om de vrouw €213.000 ($225.000), de huidige tegenwaarde van de munten, te betalen.
In juni 2013 oordeelde een rechtbank in Hamm dat iedereen die in islamitisch recht een huwelijk sluit in een islamitisch land en later in Duitsland een scheiding wil, zich moet houden aan de oorspronkelijke voorwaarden die zijn vastgelegd in de sharia. De historische uitspraak legaliseerde effectief de sharia-praktijk van 'triple-talaq', het verkrijgen van een scheiding door driemaal de uitdrukking 'ik scheid je' te reciteren.
In juli 2016 beval een rechtbank in Hamm dat een Libanese man een bruidsschat aan zijn vrouw, waarvan hij vervreemd was, moest betalen als onderdeel van een echtscheidingsschikking. De zaak betrof een echtpaar dat volgens de Sharia-wetgeving in Libanon huwde, naar Duitsland emigreerde en later scheidde. Als onderdeel van de oorspronkelijke huwelijksovereenkomst beloofde de man zijn vrouw een bruidsschat van $15.000 te betalen. De Duitse rechter gelastte hem haar het overeenkomstige bedrag in euro's te betalen.
In een interview met Spiegel Online verdedigde de Islam- expert Mathias Rohe het bestaan van parallelle juridische structuren in Duitsland als "een teken van globalisering". Hij voegde eraan toe: "We passen de islamitische wet toe- net zoals de Franse wet."
Soeren Kern is Senior Onderzoeker bij het in New York gevestigde Gatestone Institute.