Tijdens een speech in 2011 zei Ahmet Davutoglu, de toenmalige Turkse minister van Buitenlandse Zaken, dat het Turkse buitenlandse beleid het "geïsoleerde" Israel had gedwongen "te knielen" voor de Turkse republiek. Ook claimde hij dat zijn eigen "nul problemen met buurlanden"-beleid zou slagen.
Echter, drie jaar later zou de Turkse President Recep Tayyip Erdogan toegeven dat het Turkije zelf is dat geïsoleerd raakt. "Ik heb geen last van isolatie van de wereld" zei Erdogan, en claimde dat "andere wereldleiders misschien jaloers op hem zijn."
Klaarblijkelijk zijn de heren Erdogan en Davutoglu niet geslaagd in het formuleren van een realistisch buitenlands beleid, maar hun bedrevenheid in zwarte humor is onbetwist.
In een toespraak voor het parlement op 24 maart zei oppositieleider Kemal Kilicdaroglu dat het "buitenlands beleid van de overheid ingestort is... Turkije is volkomen geïsoleerd. Voor de eerste keer in de geschiedenis heeft Turkije in vier regionale hoofdsteden geen ambassadeurs." Turkije is, in feite, het enige land in de wereld dat in zowel Israel, Egypte, Syrië, Jemen, Libië, Armenië als Cyprus geen ambassadeur heeft. Maar er is meer.
Een van Erdogan's (en Davutoglu's) strategische beleidsdoelen was het vervullen van een lang gekoesterde Turkse droom: volwaardig lidmaatschap van de EU. Een recent rapport door een onafhankelijk orgaan onthulde hoe Turkije's regionale isolatie weerklinkt op EU-gebied. De Independent Turkish Commission, een NGO geleid door de voormalige Finse president Martti Ahtisaari, rapporteerde op 17 maart dat de EU en Turkije eigenlijk meer uit elkaar dreven dan dat zij nader tot elkaar kwamen, "ingegeven door een toenemend autoritarisme, moeizame economische groei en een haperend Koerdisch vredesproces" in Turkije.
De commissie vatte dit alles in een zin samen: Turkije is niet langer de "rijzende ster van de regio." De commissie's diagnose was zeer realistisch: "Met een 900 kilometer lange grens met Syrië huist Turkije bijna twee miljoen Syrische vluchtelingen en is het kwetsbaar voor aanvallen en infiltratie door Islamitische Staat. Spanningen met zowel Iran als Israel zijn diep geworteld geraakt, en het land is voor zijn brandstoftoevoer in toenemende mate afhankelijk van een revanchistisch Rusland."
En inderdaad. Door Turkije's obsessieve pogingen de Syrische president Bashar al-Assad omver te werpen, heeft Turkije door het steunen van verschillende jihadistische groeperingen zijn eigen Peshawar (een ongedurige, door terreur geplaagde Afghaanse regio) langs de Syrische grens gecreëerd. Ondertussen kost Turkije dit zijn vertrouwen door westerse en NAVO-bondgenoten.
Daarbij is Turkije, nadat het Syrië, Iran, Libanon en Egypte kwijtraakte, nu Libië kwijt.
Eind februari beschuldigde Libië's internationaal erkende regering Turkije ervan wapens naar Libische islamistische groeperingen te sturen, en kondigde het aan de handel met Turkije stop te zetten. Libië's minister-president Abdullah al-Thinni, nam niet eens de moeite zich in diplomatische bewoordingen uit te laten: "Turkije is een staat die ons niet eerlijk behandelt. Het exporteert wapens naar ons land zodat Libiërs elkaar doden." Een paar dagen eerder kondigde al-Thinni's regering aan dat het alle contracten met Turkse bedrijven zou verbreken. Dit betekent een miljarden dollars aan verloren handel, met name voor Turkije's bouwbedrijven.
Tegen deze achtergrond realiseren steeds meer Amerikaanse politici zich dat hun oude en onverzettelijke Turkse bondgenoot is veranderd in een onstabiele, onbetrouwbare en autoritaire parttime-vriend met de gewoonte ladingen wapens naar het Midden-Oosten te verschepen voor radicale islamitisten.
In een ongebruikelijke stap stuurden 74 Amerikaanse senatoren op 18 maart een ongehoorde brief naar hun minister van Buitenlandse Zaken John Kerry, om hun zorgen te uiten over "afwijkingen van de grondprincipes van democratie in Turkije." De ondergetekenden, die drievierde van de Amerikaanse senaat beslaan, zeiden: "Wij schrijven u om onze diepe zorgen te uiten over voortdurende mensenrechtenschendingen in Turkije." Ongeveer een maand eerder stuurden 90 leden van het Amerikaanse congres een gelijksoortige brief aan Kerry.
Erdogan's reactie was Erdogan ten voeten uit. Hij beschuldigde het Amerikaanse congres ervan "te huur" te zijn. Tukrije's pro-Erdogan media claimden dat de Amerikaanse senatoren die die brief ondertekenden, omgekocht waren.
Een paar dagen na de Senatoren-brief aan Kerry, uitte de Amerikaanse regering zijn zorgen over "Turkije's schendingen van persvrijheid, alsook de bemoeienis met de vrijheid van vereniging en rechtspraak."
De directeur van het persbureau van Amerika's ministerie van Buitenlandse Zaken, Jeff Rathke, zei dat de VS bezorgd blijft om de vrijheid van meningsuiting- en vereniging in Turkije.
Het mag geen verrassing heten dat Turkije's internationale isolatie exponentieel groeit. Desalniettemin blijft premier Davutoglu een nuttig instrument bij het voorspellen van regionale ontwikkelingen. Wat hij ook moge voorspellen, elke wijze man zou er goed aan doen zijn geld op de tegenovergestelde optie te zetten.
Burak Bekdil is gestationeerd in Ankara, is een Turkse columnist voor de Hürriyet Daily en een Fellow bij het Middle East Forum