Optisch gezien, was het prima. Het was goed om een Amerikaanse president en een Israëlische premier te zien die samen op het podium stonden met wat leek een echte goede wil. Het meest belangrijke en veelbelovende voor de toekomst was misschien wel hoe zij zijn omgegaan met de mantra ten aanzien van de "tweestatenoplossing". Er waren voor het eerst in jaren nuances in zowel de Amerikaanse en de Israëlische standpunten, die een slogan zonder betekenis waren geworden.
De Amerikaanse President Donald Trump en Israëlische premier Benjamin Netanyahu op een persconferentie in Het Witte Huis, 15 februari 2017. (Afbeeldingsbron: Witte Huis video-screenshot) |
Premier Benjamin Netanyahu herhaalde de mogelijkheid van twee staten met kanttekeningen die hij opmerkte:
- De Palestijnse aanvaarding van de legitimiteit van een Joodse soevereiniteit, dat was aansluitend op de woorden van het VN-Verdelings Plan voor Palestina voor "een Joodse staat".
- Het controleren van de veiligheid van Israël, van de Middellandse Zee tot aan de Jordaan. "Israël moet de dwingende zekerheidstelling en zeggenschap behouden over het hele gebied ten westen van de rivier de Jordaan. Omdat... we anders een nieuwe radicale islamitische terroristische staat zullen krijgen in de Palestijnse gebieden die de vrede en het Midden-Oosten zal laten exploderen."
President Donald Trump schoof het voor zich uit, zoals past bij iemand die niet hoeft te leven met de gevolgen van acties die worden ondernomen 10.000 km verderop:
"Ik houd van een (oplossing) die beide partijen willen... Ik kan daarmee leven. Ik dacht voor een tijdje dat twee staten wellicht de gemakkelijkste leek van de twee. Om eerlijk te zijn, als Bibi en de Palestijnen, als Israël en de Palestijnen blij zijn, ben ik er blij mee, met die ene die hun het beste lijkt."
Tussen hen was het duidelijk dat een deur zich heeft geopend voor andere mogelijkheden. Er is gesproken over vergaderingen (huidige en mogelijk toekomstige) met de soennitische Arabische staten, die steeds meer bereid zijn om Israël te vergezellen.
Hier moet worden opgemerkt dat de Qatar-vertegenwoordiger vorige week in Gaza zei dat hij "uitstekende betrekkingen" had met een aantal Israëlische officials. Hij vertelde aan de Time of Israël dat de Palestijnse Autoriteit (PA) "in de weg staat van oplossingen voor de energietekorten en andere problemen" in de Gaza. "Ik sta in contact met de hogere Israëlische ambtenaren en agentschappen, en de relaties zijn zeer goed," zei Muhammad al-Amadi.
Het is nog steeds waar, dat Qatar een verscheidenheid van Jihadistische bewegingen fondsen geeft en ook de primaire stichter van Hamas is. Maar het VS Ministerie van Financiën heeft Qatar geprezen voor zijn stap om de jihadisten de toegang te weigeren tot die fondsen. En Qatars patronaat mag weigeren om verder te gaan met de verkiezing in een geheime stemming voor Iraanse bondgenoot Yahye Sinwar als leider van de organisatie in Gaza. Het omruilen van Qatar voor Iran in de Gaza is geen pluspunt voor Israël, maar het is wel voordelig voor Israëls betrekkingen met de Golfstaat.
De Saudische betrekkingen met Israël zijn een publiek geheim -- ze gebruiken derde partijen voor het importeren van de Israëlische high-tech en water-technologie. Israël heeft sinds 2015 een diplomatieke missie in Abu Dhabi. Door middel van soortgelijke handelingen heeft de Israëlische Defensie apparatuur verkocht aan Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten. Betrekkingen met Egypte, met name over veiligheid, zijn nauw en groeiend. Israëls betrekkingen met Jordanië zijn voorwaarde geweest voor de Hasjemitische monarchie om te overleven -- en de monarch weet het.
Niets hiervan moet worden opgevat als een teken dat iemand op lange termijn een vriend of partner van Israël is, maar de opening voor een gesprek over "twee staten" is er. Waar zou dat gesprek over gaan?
Terug, bijvoorbeeld... naar de toekomst.
Wat wordt genoemd een "Palestijns-Israëlisch conflict" is in feite, een "Arabische-Israëlisch conflict". De Arabische Staten hebben de Israëlische onafhankelijkheid in 1948 afgewezen en voerden meerdere keren oorlog tegen hen. VN-resolutie 242 was ontworpen om Israël veiligheid en legitimiteit te geven, wat het had geweigerd door te accepteren dat Israël de controle had over het grondgebied buiten de 1949-wapenstilstandslijn, totdat de Arabieren naar voren kwamen. Een aantoonbare Arabische aanvaarding van VN-resolutie 242 zou de weg vrijmaken voor "veilige en erkende grenzen, vrij van van geweld, bedreigingen en gewelddaden", waar Israël recht op heeft.
Het zou ook de weg vrijmaken voor een terugkeer naar de 1993 Oslo-akkoorden, waarin geen melding gemaakt is over een staat voor de Palestijnen, maar die voorzag in een "permanente regeling die is gebaseerd op de resoluties 242 en 338 van de Veiligheidsraad."
Jordanië annexeerde illegaal de Westoever in 1950, en vanaf die tijd is het Palestijnse nationalisme dodelijk geweest voor het Koninkrijk. De Zwarte September opstand in 1970 tegen koning Hussein heeft duizenden slachtoffers veroorzaakt en resulteerde erin dat de PLO Jordanië werd uitgezet naar Libanon. Koning Hussein deed afstand van de Jordaanse illegale annexatie van de Westelijke Jordaanoever in 1988, wat de weg vrijmaakte voor het vredesverdrag tussen Jordanië en Israël, maar ook in het proberen Jordanië uit een puinhoop te trekken van haar eigen creatie. Aanhoudend geweld op laag niveau in Jordanië is het resultaat. Zonder verdere discussie tussen de Palestijnen en koning Abdullah II blijft het Palestijnse nationalisme een belangrijke Amerikaanse bondgenoot bedreigen.
Een regeling die gebaseerd is op VN-resolutie 242, eventueel in een Palestijnse relatie met zowel Israël als Jordanië, is meer dan autonomie en minder dan een staat met een economische en sociale integratie over de rivier de Jordaan heen.
Als aanvulling is het handig om te onthouden dat de Amerikaanse steun voor het Palestijnse experiment niet een volwaardige onvoorwaardelijk ondersteuning geeft voor een staat -- tot aan de Obama-regering. Het was President Clinton die het "iets minder dan een staat" ondertekende in de Oslo-akkoorden, en President George W. Bush zei in zijn 2002 Rose Garden-toespraak over Palestijnse nationalisme:
Ik roep het Palestijnse volk op om nieuwe leiders te kiezen, leiders die niet aangetast zijn door terreur... het opbouwen van een praktiserende democratie, op basis van verdraagzaamheid en vrijheid. Als het Palestijnse volk actief deze doelen nastreeft, zal Amerika en de wereld actief hun inspanningen ondersteunen.
En wanneer het Palestijnse volk nieuwe leiders, nieuwe instellingen en nieuwe veiligheidsmaatregelen hebben met hun buren, zal de Verenigde Staten van Amerika de oprichting van een Palestijnse staat steunen, waarvan de grenzen en bepaalde aspecten van de soevereiniteit slechts een voorlopig karakter hebben, tot er een definitieve regeling zal komen als onderdeel van een uiteindelijke oplossing voor het Midden-Oosten.
Een Palestijnse staat zal nooit worden gecreëerd door terreur -- het zal worden gebouwd door middel van hervormingen. En hervorming moet meer zijn dan een cosmetische verandering of verhulde pogingen om de status-quo te handhaven.
Hiermee sluit zich volledig de cirkel met President Trumps verklaring op het podium met premier Netanyahu:
"De Palestijnen moeten zich ontdoen van de haat die ze geleerd hebben vanaf zeer jonge leeftijd. Ze hebben een enorme haat geleerd. Ik heb gezien wat ze hebben geleerd. En je kunt over flexibiliteit spreken, maar het begint op zeer jonge leeftijd en het begint in het klaslokaal. En ze moeten Israël erkennen -- ze zullen dat moeten doen. Er is geen andere manier waarop een deal kan worden gemaakt indien ze niet klaar zijn om te erkennen een zeer, zeer groot en belangrijk land."
De last ligt dan op de Arabische Staten en op de Palestijnen om te voldoen aan verplichtingen die reeds dateren uit 1948 en die doorlopen via 1967 en 1993. Wanneer ze dan aankomen in de 21e eeuw, zal er een "oplossing" worden gevonden voor Israël, de Palestijnen en Jordanië en zelfs, misschien, de ongelukkige bewoners van Gaza.
Maar niet eerder.
Shoshana Bryen is Senior Director voor het Joodse Policy Center.