Tien jaar geleden vernam een redacteur van de Deense krant Jyllands-Posten dat geen enkele cartoonist de profeet van de islam wilde tekenen voor een serie kinderboeken over de grote wereldreligies. Bestond dit soort zelfcensuur echt in het moderne Denemarken? Hij besloot het uit te zoeken. Dus drukte hij een spreadpagina met twaalf cartoons af, die allemaal de stichter van de islam moesten verbeelden.
Aanvallen op de krant volgden - het werd de meest hardnekkige poging om censuur te bekrachtigen sinds de doodsbedreigingen tegen Salman Rushdie vanwege zijn boek De Duivelsverzen in 1988, en de moord op filmmaker Theo van Gogh vanwege zijn film Submission in 2004. Het mes in de borst van Van Gogh doorkliefde ook een briefje waarop doodsbedreigingen stonden beschreven, gericht tegen toenmalig Kamerlid Ayaan Hirshi Ali en tegen Geert Wilders.
Sommige van de cartoons die door Jyllands-Posten waren afgedrukt, leidden tot fysieke aanvallen op de krant. Op sommige tekeningen stond Mohammed niet eens afgebeeld. Eentje werd beroemd: de tekening waarop een Mohammed-achtig personage in inkt werd geportretteerd met een bom in zijn tulband. Lokale Deense imams, teleurgesteld door de relatieve kleurloosheid van de cartoons, stopten wat extra aanmatigende cartoons in een portfolio en toerden daarmee door het Midden-Oosten om woede tegen Denemarken aan te wakkeren. De verbale brandstichting werkte, zoals velen zich zullen herinneren. De hele wereld leek een tijdje in de greep van deze cartoons die, los van alle plunderingen, brandstichtingen en moorden, de vraag opwierpen wat de heftige reacties die de plaatjes opriepen voor de wereld zouden betekenen.
In diverse lanen braken kleine, separate cartoon-crises uit. De beslissing van Ezra Levant om - als enige - de cartoons in Canada ook af te drukken, leidde tot de Noord-Amerikaanse tak van het cartoonconflict. De beslissing van een paar Noorse kranten om de tekeningen af te drukken, uit solidariteit met hun burgen, leidde tot een Noorse cartoonrel. En natuurlijk Parijs, waar de beslissing van een enkel blaadje - Charlie Hebdo - om iedere en alle historische figuren te blijven afbeelden leidde tot een moordpartij op tien journalisten en twee politiemensen in januari van dit jaar.
Het is nu waarschijnlijk net zo'n goed moment als ieder ander moment om een paar vragen te gaan stellen. Niet in de laatste plaats of we van de hiervoor beschreven zaken überhaupt iets geleerd hebben. Natuurlijk: niet-moslims wereldwijd zijn flink bijgeschoold in de gevoeligheden van moslims over het afbeelden van hun profeet. Vanuit moslimgemeenschappen in Europa en daarbuiten is een helder signaal naar buiten gekomen dat een klein maar niet te ontkennen aantal van hen bereid is om te moorden, en soms zelfs te sterven, om hun denkbeelden over blasfemie wereldwijd aan niet-moslims op te leggen.
Behalve alle pogingen om de redactieleden van Jyllands-Posten levensbedreigend geweld aan te doen, zijn er ook aanslagen op het leven van de Deense cartoonist Kurt Westergaard geweest, en op dat van de Zweedse cartoonist Lars Vilks, die Mohammed tekende uit solidariteit met de Deense collega's. De Blasfemie-politie heeft daarnaast op diverse andere plekken op de deur staan bonken. In Londen overleefde de uitgever van een serviel boek over het liefdesleven van Mohammed ("Het Juweel van Medina", door Sherry Jones) ternauwernood een brandbomaanslag. En als er één plek op aarde was waar men zich veilig kon wanen voor een bezoekje van de islamitische Blasfemie-politie, dan zou dat waarschijnlijk ergens in Texas moeten zijn. Helaas, eerder dit jaar doken de moordenaars ook op bij een Mohammedcartoon-expositie in Garland, Texas. Gelukkig werden ze neergeschoten voordat ze kwaad konden doen.
Eén les die we daaruit leren, is dat het wellicht nergens op aarde nog veilig is voor de meest strikte handhavers van de islamtische regels. Ze kunnen opduiken in de meest afgelegen delen van Scandinavië en in het hartland van Amerika. Ze kunnen verschijnen bij krantenredacties, of ze kloppen thuis aan bij de woning van een enkeling. Het is in dit besef dat we de meest heldere les van het afgelopen decennium hebben geleerd.
Afgelopen week, bij de verjaardag van de publicatie van de eerste Mohammedcartoons, herdrukte Jyllands-Posten de originele pagina's van weleer. De spread was op dezelfde manier opgemaakt als op die beruchte dag, tien jaar geleden. Maar een ding ontbrak: de cartoons. Op de plekken waar de tekeningen hadden gestaan, zelfs die waar Mohammed niet op stond afgebeeld, stonden slechts witte vlakken. Wat in 2005 nog kon, is in 2015 onmogelijk. Je kan het de uitgevers amper kwalijk nemen. Na tien jaar betalen voor beveiliging, en na zoveel jaar waarin het personeel moet werken in wat misschien wel het meest bedreigde krantenkantoor op aarde is, gaf de redactie van Jyllands-Posten te kennen dat ze genoeg hadden van de bedreigingen en het gevaar. Ze censureerden zichzelf.
Het duurde slechts tien jaar totdat de meeste mensen in het Westen op de hoogte waren van de regels omtrent islamitische blasfemie - en zich er uiteindelijk naar gingen voegen. Vandaag de dag zijn er wellicht nog altijd duizenden mensen die Mohammedcartoons delen via hun Twitterkanalen, maar de meesten van hen verschuilen zich achter aliassen, en beklagen zich over de lafheid van anderen.
Een aantal dagen voor de tiende verjaardag van de Deense Mohammedcartoons spraken Mark Steyn, Henryk Broder en de Noorse redacteur Vebjoern Selbekk op een conferentie in Denemarken om stil te staan bij het cartoonjubileum. De conferentie werd in het Deense parlement gehouden, het enige gebouw dat veilig genoeg geacht wordt om bestand te zijn tegen de inmiddels traditioneel geworden aanval van de Islamitische Blasfemie-politie. in anticipatie op een terroristische actie, waarschuwden zowel de Britse als de Amerikaanse ministeries van Buitenlandse Zaken hun burgers om het gebied rond het Deense parlement te mijden op de dag van de bijeenkomst. Het restaurant waar ze zouden gaan eten, annuleerde de reservering nadat politiemensen en veiligheidsagenten het gebouw op voorhand verkenden en controleerden - het werd de restaurateur duidelijk wie de gasten zouden kunnen zijn.
Tien jaar geleden kon je Mohammed afbeelden in een Deense krant. Tien jaar later is het voor mensen die destijds bij zo'n daad betrokken waren heel moeilijk om een restaurant in Kopenhagen te vinden dat hen een maaltijd voor wil zetten.
Niet alleen schrijvers en kunstenaars hebben de les geleerd, maar iedereen - van de krantenmagnaten tot de obers in een restaurant. Onze samenlevingen mogen graag denken dat terrorisme en intimidatie op ons geen uitwerking hebben. Dat doen - en kunnen - ze wel, maar alleen als we dat toestaan en laten gebeuren. In de afgelopen tien jaar is gebleken, op een paar schijnheilige momenten van opleving na, dat het angst was, en niet de Mohammedcartoons, die viraal ging.
De vrijheid, echter, werd altijd slechts door een handjevol mensen verdedigd. De meeste mensen kiezen rust en comfort boven alles wat ook maar enigszins op strijd lijkt. Maar er zijn nog altijd veel meer dan een handjevol goede mensen wereldwijd, en meer dan een handvol van hen in Scandinavië. Zoals in voorgaande conflicten werd gekeken naar piloten of staatsmannen om de weg te wijzen, zo zijn het in deze strijd tegen de nieuwe "Islamitische Inquisitie" de journalisten, cartoonisten, schrijvers en kunstenaars die zichzelf in de frontlinies terugvinden. Sommigen zijn verbaasd om zichzelf daar aan te treffen. Dat zouden ze niet moeten zijn. Vrijheid van meningsuiting en gedachtevorming hebben altijd verdorven en verbeten vijanden gehad. Maar de waarheid heeft hen altijd verslagen en dat zal het nu ook doen.