In een toespraak in 2012 voorspelde de Turkse Minister-president Ahmet Davutoglu, de toenmalige minister van buitenlandse zaken, dat de dagen van de Syrische President Bashar al-Assad waren geteld en dat hij "binnen een paar maanden of weken" zou vertrekken. Bijna drie en een half jaar zijn er nu verstreken, en Assad is nog steeds aan de macht, en Davutoglu blijft bezig met het maken van de ene geestdriftige toespraak na de andere over het lot van Syrië.
Turkije's falen om een geloofwaardig beleid over Syrië te beramen, maakt de leiders van het land nerveus. Zowel Davutoglu als President Recep Tayyip Erdogan hebben de laatste tijd hun toevlucht genomen tot een meer agressieve, maar minder overtuigende retoriek over Syrië. De nieuwe retoriek bevat veel aspecten van het soennitisch-islamitische denken, vermengd met illusies over een Ottomaanse grandeur.
Op 22 december zei Davutoglu: "De Syrische bodem is niet, en zal niet, een onderdeel worden van Ruslands imperialistische doestellingen." Dat was een opluchting om te weten! Tegelijkertijd kon Davutoglu niet directer en eerlijker zijn toen hij erbij zei, dat "de Syrische bodem geen deel zal uitmaken van Ruslands imperialistische doelstellingen... omdat wij willen dat het onderdeel zal zijn van Turkije's pro-Soennitische, neo-Ottomaanse imperialistische doelstellingen."
Het is duidelijk dat Davutoglu er geen zorg over heeft dat een naburig grondgebied het theater van oorlog is, voordat het imperialistische doelen van buitenlandse naties dient. Zijn zorg is veeleer dat de naburige bodem een theater van oorlog zal worden en dan de pro-sjiitische imperialistische doelen zal gaan dienen. Niet eens verwonderlijk.
"Wat," zo vroeg Davutoglu aan Rusland, "is de reden van uw aanwezigheid in Syrië?" De Russen konden een overtuigend antwoord op deze vraag geven: "Het bestrijden van de terreur in het algemeen en ISIL in het bijzonder."
Maar toen beweerde Davutoglu dat het Russische leger meer de "gematigden" raakte (lees: slechts de jihadistische moordenaars, niet te verwarren met de jihadistische barbaren die mensen onthoofden en triomfantelijk hun video's uitgeven). De vertaling zei: meer islamitische doelen raakte, en minder ISIL doelen.
Een legitieme vraag voor de Turkse premier zou kunnen zijn: 'Wat is de reden van de aanwezigheid van de "gematigde" islamisten in Syrië - vooral omdat wij weten dat een duidelijke meerderheid van de "gematigde" strijders zelfs geen Syriërs zijn. Volgens Turkse politie-verslagen zijn het voornamelijk Chinese Uighurs, verschillende Europeanen, en zelfs uit Trinidad en Tobago.
Zou de basis de religieuze band kunnen zijn? Zou minister-president Davutoglu de Russen er beleefd aan kunnen herinneren dat de "gematigde" strijders moslims zijn, terwijl Rusland dat niet is? Maar dan zou iemand moeten vragen, met behulp van Davutoglu's logica: "Wat is dan de basis van de luchtaanvallen in Syrië door de VS-geleide Westerse coalitie?" Sinds wanneer zijn de Amerikanen, Britten, Duitsers en Fransen moslims?
In het Turkse denken is er slechts één verschil tussen Ruslands niet-moslim aanwezigheid in Syrië en de aanwezigheid van niet-moslim bondgenoten: de niet-moslim Russen vormen een ernstige bedreiging voor de vooruitgang van onze pro-soennitische sektarische oorlog in de Levant, daarbij overwegen we dat niet-moslim bondgenoten instrumenten in ons voordeel kunnen zijn. Vandaar Turkije's selectieve bezwaar tegen bepaalde niet-moslim spelers in Syrië.
Eerder in 2015 zei President Recep Tayyip Erdogan, dat hij het moeilijk vond te begrijpen wat Rusland in Syrië deed, aangezien "het niet zelf een grens heeft met Syrië." Met deze logica zou Turkije zelf dan niets moeten doen in de Palestijnse gebieden, Afghanistan, Somalië, Egypte, Pakistan, of welk niet-aangrenzend land dan ook waar de neo-Ottomaanse impulsen hen in de afgelopen jaren heen geduwd heeft. Met dezelfde logica zou Turkije ook bezwaar moeten hebben tegen de tussenkomst van de (niet-moslim) geallieerden in Syrië, of met iedere Qatarese of Saudische (niet aangrenzende) interventie in het Syrische theater.
De Turkse President Recep Tayyip Erdogan zei dat hij het moeilijk vond om te begrijpen wat Rusland in Syrië deed, aangezien "het niet zelf een grens heeft met Syrië". Foto: Russische President Vladimir Putin (links) met de toenmalige Minister-president Erdogan, op 3 december 2012 in Istanbul bijeen. (Bron van de foto: kremlin.ru) |
In de onrealistische imperialistische Turkse psyche mogen alleen Turkije en landen die regionale ambities nastreven die samenvallen met Turkije, het legitieme recht hebben om het voormalige Ottomaanse land te creëren of opnieuw te ontwerpen.
Een dergelijk krachtig denken vol met eigendunk kan nauwelijks in overeenstemming zijn met het internationaal recht. De Turken en hun imperialistische ambities zijn al ongewenst verklaard in Libië, Tunesië, Egypte, Libanon, Syrië en Irak. Noch zouden dergelijke ambities worden verwelkomd in voormalig Ottomaans land ten westen van Turkije. Maar indien - zoals Turkije's islamisten zijn geprogrammeerd om dit wel te geloven - "historische en geografische verplichtingen" een buitenlandse natie het recht geven om een staat op te bouwen in een ander land, welke betere rechtvaardiging zouden de Russen gehad kunnen hebben voor hun post-imperialistische creatie op de Krim?
Wanneer er een moment van afleiding is van hun oorlogen tegen de westerse waarden, het Westen, Israël, Joden of ongelovigen, dan strijden de Soennitische en Shiitische islamisten in het Midden-Oosten hun subtiel uitziende (maar minder subtiel dan ze denken) en sluwe (maar minder sluw dan ze denken) oorlogen en proxy oorlogen, en ze beschuldigen elkaar van sektarisch beleid. De Turkse heersers zijn daarin geen uitzondering.
Burak Bekdil is gevestigd in Ankara, hij is een Turkse columnist voor de krant Hürriyet en medewerker bij het Midden-Oosten-Forum.